Algemeen enkelvoudig stemrecht: verschil tussen versies
Regel 3: | Regel 3: | ||
Tussen 1893 en 1919 bestond het [[algemeen meervoudig stemrecht]]. Mannen die een bepaald vermogen hadden of bedrag verdienden kregen één of twee extra stemmen. Hierdoor hadden de rijken meer invloed tijdens de verkiezingen dan de armen. Dit zorgde ervoor dat de [[Katholieke Partij (België)|Katholieke Partij]] een meerderheid had in beide kamers. De [[Liberale Partij (België)|Liberale Partij]] en [[Belgische Werkliedenpartij]] waren allebei tegen deze extra stemmen. Na de [[Eerste Wereldoorlog]] werd het algemeen enkelvoudig stemrecht ingevoerd onder druk van de liberalen en socialisten. |
Tussen 1893 en 1919 bestond het [[algemeen meervoudig stemrecht]]. Mannen die een bepaald vermogen hadden of bedrag verdienden kregen één of twee extra stemmen. Hierdoor hadden de rijken meer invloed tijdens de verkiezingen dan de armen. Dit zorgde ervoor dat de [[Katholieke Partij (België)|Katholieke Partij]] een meerderheid had in beide kamers. De [[Liberale Partij (België)|Liberale Partij]] en [[Belgische Werkliedenpartij]] waren allebei tegen deze extra stemmen. Na de [[Eerste Wereldoorlog]] werd het algemeen enkelvoudig stemrecht ingevoerd onder druk van de liberalen en socialisten. |
||
− | Toen het algemeen enkelvoudig stemrecht werd ingevoerd in |
+ | Toen het algemeen enkelvoudig stemrecht werd ingevoerd in 1919 werd ook de [[kiesleeftijd]] verlaagd van 25 naar 21 jaar. In 1981 werd deze nog een keer verlaagd naar 18 jaar. Overigens gold het algemeen enkelvoudig stemrecht eerst alleen voor mannen. Het [[vrouwenkiesrecht]] werd in België in 1948 ingevoerd. |
[[Categorie:Politiek in België]] |
[[Categorie:Politiek in België]] |
Versie van 5 mei 2024 11:31
Het algemeen enkelvoudig stemrecht is stemrecht wat België sinds 1918 heeft. Iedere inwoner van 18 jaar en ouder heeft één stem. Deze stem telt ook slechts één keer mee. Hierdoor zijn de stemmen van alle burgers gelijk.
Tussen 1893 en 1919 bestond het algemeen meervoudig stemrecht. Mannen die een bepaald vermogen hadden of bedrag verdienden kregen één of twee extra stemmen. Hierdoor hadden de rijken meer invloed tijdens de verkiezingen dan de armen. Dit zorgde ervoor dat de Katholieke Partij een meerderheid had in beide kamers. De Liberale Partij en Belgische Werkliedenpartij waren allebei tegen deze extra stemmen. Na de Eerste Wereldoorlog werd het algemeen enkelvoudig stemrecht ingevoerd onder druk van de liberalen en socialisten.
Toen het algemeen enkelvoudig stemrecht werd ingevoerd in 1919 werd ook de kiesleeftijd verlaagd van 25 naar 21 jaar. In 1981 werd deze nog een keer verlaagd naar 18 jaar. Overigens gold het algemeen enkelvoudig stemrecht eerst alleen voor mannen. Het vrouwenkiesrecht werd in België in 1948 ingevoerd.