West-Indische Compagnie
De West-Indische Compagnie met als afkorting de WIC was een bedrijf uit de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden dat in 1621 werd opgericht. De West-Indische Compagnie was een landelijk bedrijf en had vijf Kamers: Amsterdam, Zeeland (kantoor in Middelburg), De Maze (kantoor in Rotterdam), het Noorderkwartier (kantoor in Hoorn) en Stad en Lande (kantoor in Groningen). De WIC dreef handel op de ‘West’: gebieden die grenzen aan de Atlantische Oceaan: West-Afrika en Amerika. West-Indië was de naam voor Brazilië, Berbice, Demerary, Essequebo, Suriname en de Antillen in Zuid-Amerika. De compagnie verdiende geld met:
- Goederenhandel (vooral goud, ivoor en suiker)
- Kaapvaart (gelegaliseerde piraterij)
- Slavenhandel (mensen kopen in Afrika en verkopen in West-Indië)
In 1674 werd de compagnie ontbonden. Onmiddellijk richtte men een nieuwe West-Indische Compagnie op, die in 1792 ophield te bestaan.
Oprichting van de WIC
De West-Indische Compagnie met als afkorting de WIC werd in 1621 opgericht. Dit gebeurde na het Twaalfjarig Bestand. De Nederlanden bevonden zich toentertijd in de Tachtigjarige Oorlog met Spanje. De WIC kreeg net als de VOC (Verenigde Oost-Indische Compagnie) een handelsmonopolie op de kust van West-Afrika en Amerika. Dat betekende dat alleen zij in dat gebied mogen handelen.
De West-Indische Compagnie mocht daar optreden als Nederlandse overheid, maar daar hadden ze wel toestemming voor nodig. Een van de doelen van de WIC was het dwarsbomen van Portugal en Spanje. Dit deden ze door middel van kaapvaart. Door de kaapvaart wilden zij Portugal en Spanje schade toebrengen. Via de handel van Spanje met Amerika, kon Spanje de oorlog met de Nederlanden financieren. Dat wilden de Nederlanders niet. De kaapvaart stond de echte handel met Amerika in de weg. Al het geld en schepen werden voor de kaapvaart gebruikt.
Piet Hein
Piet Hein heeft veel betekent voor de WIC. In 1628 veroverde hij de Spaanse zilvervloot. Deze zilvervloot bevatte al het belastinggeld uit alle Spaanse koloniën. Door de verovering van de zilvervloot raakte de WIC betrokken bij de Trans-Atlantische slavenhandel. Hierin volgden zij het Portugese voorbeeld. Zij zagen hoeveel winst het hen opleverde en dat wilde de WIC ook. Door de buit van de zilvervloot, waren ze in staat om Portugese koloniën in Brazilië veroveren. Daar lagen de plantages waarop slaven werken.
In 7 jaar wist de WIC een groot deel van de Braziliaanse kust te veroveren. Ze kwamen echter ook tot de conclusie dat ze arbeidskrachten nodig hadden om op de plantages te werken. Vanuit de Nederlanders wilden er weinig werken op de plantages. Het was er veel te warm en het was veel te zwaar werk. Uit de ervaringen van de Portugezen was gebleken dat de inheemse Indianen niet goed waren voor dit werk. Ze konden het zware werk niet aan. Bovendien hadden de Europeanen ziektes uit Europa meegenomen waar de Indianen niet tegen bestand waren. Ook voor de WIC waren dus de Indianen niet een optie om als arbeiders te gebruiken. Ze volgenden het voorbeeld van Spanje en Portugal om haar slaven uit Afrika te halen.
In 1637 veroverde de WIC een Portugees fort aan de Westkust van Afrika. Dit was fort Elmina.
Portugal slaagde er echter in zijn plantages na een tijd weer terug te veroveren. Nederland besloot toen om zich vooral te richten op de slavenhandel.
Motieven van de WIC om mee te doen aan de slavenhandel.
Er waren meerdere motieven voor de WIC om mee te doen aan de handel, maar het grootste motief was het geld wat het zou opleveren. Een ander motief was hert dwarsbomen van Spanje. Ook geloof speelde een rol. Spanje en Portugal waren katholiek en de protestantse Nederlanders waren bang dat Spanje en Portugal de slaven ook katholiek zou maken waardoor er een nog grotere aanhang van het katholicisme zou zijn. Dit wilde Nederland met de oprichting van de WIC voorkomen.
De WIC en de Trans-Atlantische slavenhandel
De slavenhandel tussen Europa, Afrika en Amerika wordt ook wel de driehoekshandel genoemd. Dit komt omdat de handel uit drie afzonderlijke reizen bestond. De eerste reis was de reis van Europa naar West-Afrika. De schepen namen handelswaren mee naar Afrika. Dit was onder andere geweren, kruit, messen, alcohol en metalen goederen. Deze producten ruilden de Europeanen voor slaven. De tweede reis was die van Afrika naar De Nieuwe Wereld (Amerika). De slaven werden in de slavenschepen geladen, niet zonder problemen. Veel slaven wisten niet wat hen stond te gebeuren en verzette zich. De slaven werden vastgebonden en hadden erg weinig plek aan boord. Ze lagen in hun eigen urine, ontlasting en braaksel. De slaven kregen aan boord weinig te eten en te drinken. Dat was een van de redenen voor de hoge sterfte aan boord. Een andere reden waren de besmettelijke ziekten die veelvoudig voorkwamen aan boord. De ziekten verspreidden zich snel en er werd nauwelijks of niets aan gedaan om te bestrijden. De slaven die overleden, werden overboord gegooid. Aangekomen in Zuid-Amerika kwam er een visiteur aan boord die alle slaven checkte. Er mochten geen ziekten aan land komen. Pas dan mocht het schip doorvaren naar de haven. Daar werden de slaven gewassen en kregen ze een paar dagen goed te eten. De plantage eigenaren kwamen de slaven kopen. Daarna konden de slaven aan het werk op de plantages waar ze gebrandmerkt werden, of als huisslaaf in een van de huishoudens van de Europeanen.
Met het geld wat de slaven opbrachten, kocht de WIC producten die op de plantages verbouwd werden. Zo namen ze rietsuiker, cacao en katoen mee terug naar Nederland. Dat was de derde en de laatste reis van de Trans-Atlantische slavenhandel.
Het aandeel van de WIC in de slavenhandel
In totaal heeft Nederland 5% in de slavenhandel gehad. In de periode van 1600-1800 heeft Nederland 609.000 slaven verhandeld. In totaal zijn er tussen de 11 en 12,5 miljoen Afrikaanse slaven verhandeld. Engeland, Spanje en Portugal hadden een groter aandeel in de slavenhandel. In de periode van 1600-1700 hadden Spanje en Portugal 60% van de slavenhandel in bezit. Engeland kwam op een tweede plek met 30%.
Bronnen:
- Emmer, P. C. (2011). De Nederlandse slavenhandel 1500-1850. Amsterdam: Uitgeverij De Arbeiderspers.
- Postma, J. M. (2008). The dutch in the Atlantic Slave trade, 1600-1815. Cambridge: Cambridgde Univerity Press.
- Schnurmann, C. (2003). ‘Wherever profits lead us, to every sea and shore…’ the Voc, the WIC, and Dutch methods of globalization in the seventeenth century. Opgehaald van: https://doi.org/10.1111/1477-4658.t01-1-00032