Vierdradige meun
| Vierdradige meun Enchelyopus cimbrius | |||
|---|---|---|---|
|
| |||
| Niet bedreigd | |||
| Leefgebied | noordelijk deel van de Atlantische Oceaan | ||
| Leefomgeving | zeebodems met zand en modder op een diepte tussen 20 en 650 meter | ||
| Behoort tot de | Kabeljauwachtigen (Gadiformes), Zoutwatervissen, Beenvissen, Vissen | ||
| |||
.jpg)
De vierdradige meun (Enchelyopus cimbrius) is een soort zoutwatervis. Deze soort groeit tot 41 cm in totale lengte. Het is van weinig belang voor de visserij. De vierdradige meun wordt gevonden in de noordwestelijke Atlantische Oceaan van de noordelijke Golf van Mexico tot Newfoundland en het westen van Groenland, en in de noordoostelijke Atlantische Oceaan van de Golf van Biskaje tot IJsland en de Barentszzee, de westelijke Oostzee en af en toe in de Golf van Finland. Het is een bijna bedreigde diersoort geworden in de Oostzee. Komt zeer zelden voor langs de Nederlandse kust en in de Zeeuwse wateren.
Het migreert in het voorjaar voor de kust en in het najaar voor de kust. Het dieptebereik is ongeveer 20 tot 500 m.
Beschrijving
De vierdradige meun is een lange, slanke vis genoemd naar zijn vier baarddraden, waarvan er één op de kin zit en de andere op de snuit. De kieuwen bevinden zich halverwege het lichaam en daarachter wordt het lichaam zijdelings samengedrukt. De voorste rugvin heeft één duidelijk aanwezige lange straal en is verder kort en laag. De achterste rugvin is erg lang en gelijkmatig hoog. De aarsvin is ook lang en de bekkenvinnen bevinden zich voor de borstvinnen. De staartwortelis erg kort en de staartvin is afgerond. De huid is slijmerig en de schubben zijn niet goed te zien. Het rugoppervlak is over het algemeen bruinachtig met soms enkele onregelmatige donkere vlekken aan het achterste uiteinde. De zijkamten en buik zijn zilvergrijs. De vinnen hebben een blauwachtige kleur met donkerdere achterranden naar de rug-, anaal- en staartvinnen. De grootte van deze vis is meestal tussen de 20 en 30 cm met een maximale lengte van 40 cm.