Taalgrens in België

Uit Wikikids
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
De vier taalgebieden van België zal afbakenen: - Duits ( in blauw ) - Frans ( in rood ) - Nederlands ( in geel ) - tweetalig Frans / Nederlands van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

De taalgrens in België is een administratieve grens binnen België vastgesteld op 8 november 1962 en die het land geografisch in twee gebieden verdeelt: het ene Nederlandstalig, in het noorden, en het andere Franstalig, in het zuiden. Dit is het gevolg van een lange 'taalstrijd' waarbij men lang heeft geprobeerd om een oplossing te vinden.

Deze verdeling is opgenomen in een herziening van de Belgische grondwet van 24 december 1970. Dit was tijdens de eerste staatshervorming, die werd vastgelegd in artikel 4 van de grondwet, waardoor officieel vier taalregio's ontstonden:

  • Het Duitstalige gebied van België
  • Het Franstalige Gewest van België
  • Het Nederlandstalige gebied van België
  • Het tweetalige Brussels Hoofdstedelijk Gewest (Frans / Nederlands)

Historische achtergrond

Vroegmoderne tijd

In 1556 was de opvolger van Karel V, zijn zoon, Filips II, niet erg geliefd bij de bevolking van de Zeventien Provinciën (Habsburgse Nederlanden). Dit kwam omdat hij was opgeleid in Spanje, en niet de Nederlandse taal sprak. Ook had Filips niet de vrije denkwijze die op dat moment in deze streken heerste. Dit leidde tot een opstand tegen de vorst, wat onder meer leidde tot de Tachtigjarige Oorlog die de splitsing van de noordelijke (meer protestantse) en de zuidelijke (meer katholieke) provincies. Ook leide het tot de onafhankelijkheid van de Verenigde Provinciën in het noorden.

Franse regime

In 1789 vond de Franse Revolutie plaats die op hun beurt de Revolutionaire Oorlogen veroorzaakte. Het revolutionaire leger probeerde de Oostenrijkse Nederlanden te annexeren (in te pikken). Na het mislukken van de eerste Franse annexatie van de Staten van België in 1792 namen de Fransen het grondgebied officieel in op 1 oktober 1795 en het Eerste Keizerrijk onder Napoleon Bonaparte verdeelde het in negen departementen (soort provincies). De bestuurders hadden het Frans als hoofdtaal aangenomen en vanaf dan werden alle stukken in het Frans opgesteld.

Onder het Nederlandse regime (1815-1830)

Na de nederlaag van Napoleon Bonaparte in de slag bij Waterloo op 18 juni 1815 werd het Eerste Franse Keizerrijk uiteengereten en datzelfde jaar werd door het Congres van Wenen een nieuwe staat gecreëerd: het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Deze bestaat dan uit de zeventien provincies die vroeger Spaans Nederland vormden en je grofweg kunt vergelijken met het huidige Benelux. Het staat onder het gezag van koning Groothertog Willem I van Oranje-Nassau .

De toenmalige autoriteiten (regering) besteedden aandacht aan het taalgebruik door het Nederlands tot voertaal van de nieuwe natiestaat te willen maken, met het idee een einde te maken aan de verdeeldheid van Vlaanderen.

Willem I was echter niet van plan het Nederlands overal over het hele grondgebied te laten gebruilen. In het noorden zal hij het verplicht stellen aan de bestuurders, de justitie en het onderwijs, aangezien de taal daar goed werd begrepen; in Brussel, een van de twee hoofdsteden van het koninkrijk, worden officiële documenten zowel in het Nederlands als in het Frans gepubliceerd (uitgegeven). In het zuiden daarentegen zal het Nederlands (oogluikend) worden toegelaten, maar in het onderwijs wordt tweetaligheid verplicht gesteld. Er zijn echter niet genoeg leraren die Nederlands spreken om Nederlandse les te kunnen geven.

Ondanks de aanpassingen werd de uitbreiding van het gebruik van het Nederlands een van de speerpunten (klachten) van de Belgische Revolutie, die vanaf 1830 de vrijheid van taalgebruik voor de burgers eisten.

Unionisme (1830-1847)

In 1830 brak de Belgische Revolutie uit die leidde tot de onafhankelijkheid van België op 4 oktober 1830.

Juridisch gezien wordt in artikel 30 van de Belgische Grondwet van 1831 de vrijheid van taalgebruik vastgelegd. Een wet staat zelfs de vertaling van wetten en andere stukken in het Nederlands toe in de gemeenten waar de inwoners Nederlands spreken.

In feite is het Frans de taal van de rijke vooraanstaande burgers met verantwoordelijkheden, want dat stond deftig. Het Nederlands werd door de zuiderlingen gekoppeld aan het dan gevallen Nederlandse bestuur waar ze een hekel aan hadden; het bestuur van het land werd vanaf dan voornamelijk in het Frans gedaan, maar over het algemeen rees er de eerste jaren geen taalkundige kwestie op politiek niveau.

Geboorte van de Vlaamse beweging (1847-1900)

Vanaf 1835 ontstond er een Vlaamse beweging. Deze riep op tot een betere erkenning van het gebruik van het Nederlands in het staatsbestuur en het moest de contacten met de burgers verbeteren. Aan deze eisen werd institutioneel (wettelijk) voldaan in het laatste kwart van de eeuw, met name door middel van een paar wetten en door een reeks wetten die in het laatste kwart van de 19e eeuw werden vastgelegd. Een wet uit 1878 bepaald bijvoorbeeld in het gebruik van het Nederlands in administratieve zaken, zoals in Brussel en in de noordelijke provincies.

Het algemeen kiesrecht dat werd afgekondigd in 1893, versterkt de stem van Nederlandstalige burgers en stelt hen ook in staat om bestuursfuncties en verantwoordelijkheden te krijgen. Dit was lange tijd alleen voor Franstaligen weggelegd. De wet van 18 april 1898 ten slotte vereist de zogenaamde gelijkheidswet: hierbij moet er over wetten worden gestemd, besproken (afgewezen of bijgesteld), afgekondigd en uitgegeven in het Frans én het Nederlands. Deze wetten waren bedoeld om het gelijke gebruik van het Frans en het Nederlands in het onderwijs, justitie en bestuur te garanderen. Officieel is het noorden van het land dus niet alleen Nederlandstalig, maar wordt het tweetalig – in tegenstelling tot het zuiden van België.

Ontstaan van de taalgrens

Waalse reactie

Er ontstaat een Waalse beweging als reactie op de wetten van de jaren 1878, die er in theorie min of meer bedoeld was om de tweetaligheid aan het hele land op te leggen. Over het algemeen beheersen de Franstalige afgevaardigden echter niet het Nederlands, simpelweg omdat het Frans tot dan toe de enige officiële taal was.

Deze beweging schreef een manifest waarin het idee centraal stond van een administratieve scheiding van het land in twee afzonderlijke regio's (gebieden), die elk hun eigen regels zouden hebben op het gebied van het gebruik van talen.

De wet van 31 juli 1921

De Vlaamse en Waalse bewegingen laten flink van zich horen en hun verzet van beide kanten leidt tot de afkondiging van de wet van 31 juli 1921, die een administratieve taalgrens trekt die het land in drie regio's verdeelt: de gemeenten in het noorden moeten voortaan uitsluitend Nederlands gebruiken; die uit het Zuiden het Frans; het tweetalige gebied Brussel wordt op een preciezere manier herbepaald.

De wet van 1921 wordt aangevuld met die van 28 juni 1932 die onder andere de regio van de Duitstalige gemeenten beschrijft. Ook worden de voorwaarden aangegeven die voor een gemeente bepalen hoe en welke taal ze moeten gebruiken. Op dat moment is de taalgrens als het ware mobiel (nog bewegelijk), dat wil zeggen dat wanneer de samenstelling van de bevolking met een bepaalde meerderheid van taal in een gemeente verandert, deze van provincie en dus van regio verandert. Hierdoor verschuift de grens. De tienjaarlijkse volkstelling maakte het vervolgens mogelijk om telkens de meerderheidstaal vast te stellen die in de gemeenten werd gesproken.

Het repareren van de grens

Bewegende grens

Uit de tellingen van 1920, 1930 en 1947 blijkt dat er een stijging plaats vind in het gebruik van het Frans door de bevolking van de Vlaamse provincies en rond Brussel. De Vlaamse beweging wil deze stijging echter tegengaan en wil de bewegende taalgrens afschaffen.

Vervolgens ontstaat het idee van een Belgische staat bestaande uit een nederlandstalig en een franstalig gebied en het tweetalig arrondissement Brussel (Brussels Hoofdstedelijk Gewest). Tegelijkertijd is er het probleem van het vaststellen van speciale regels voor gemeenten die langs de taalgrens liggen, maar een behoorlijke hoeveelheid inwoners heeft die een taalminderheid vormen.

Ook na de Tweede Wereldoorlog zoekt men naar oplossingen voor deze zogeheten taalkwestie. Dit leidde tot twee wetten die respectievelijk werden aangenomen op 8 november 1962 en 2 augustus 1963. De eerste wet bepaalt eentaligheid in Vlaanderen en Wallonië; de tweede bepaald de tweetaligheid in de Brusselse omgeving.

Met deze twee wetten wordt dus de taalgrens definitief vastgelegd. Toch bleef er een zekere taalstrijd, die ook een politieke strijd was.

In princiepe is het zo dat in de administratie alle openbare documenten in beide talen moeten worden geschreven en hebben gebruikers het recht om te zeggen in welke taal zij hun documenten willen ontvangen. Wat het onderwijs betreft, is het tegenwoordig zo dat het hoofd van het gezin de onderwijstaal voor zijn kind bepaalt, maar dit is niet altijd het geval geweest.

Het Duitstalige gebied

De grens van het Duitstalige gebied van België heeft eerder een historische dan een politieke oorsprong.

Het grondgebied van dit taalgebied omvat inderdaad de gemeenten die Duitsland aan het einde van de Eerste Wereldoorlog aan België heeft overgedragen (behalve Malmedy en Waimes ), namelijk: Eupen, La Calamine, Lontzen, Raeren, Amblève, Bullange, Burg-Reuland, Bütgenbach en St.Vith.

Dit gebied (blauw op de kaart) valt onder het Waalse gewest.

Internet

De oorsprong van de Belgische taalgrens (Historiek)

Afkomstig van Wikikids , de interactieve Nederlandstalige Internet-encyclopedie voor en door kinderen. "https://wikikids.nl/index.php?title=Taalgrens_in_België&oldid=845671"