Soortvorming
Soortvorming is een onderdeel van de wetenschap die gaat over de evolutiebiologie. Charles Darwin plaatste in 1859 het soortvormingsproces centraal in zijn evolutietheorie, en noemde zijn belangrijkste werk "De oorsprong der soorten" (Engels: The Origin of Species). Later ontdekte Gregor Mendel in 1900 dat de manier waarop verschillen ontstaan tussen individuen gebeurd via de genen. Deze worden vervolgens doorgegeven aan het nageslacht. In de periode 1936 - 1947 bracht Ernst Mayr beide ideeën samen. Hij noemde dit de synthetische evolutietheorie of moderne synthese, waarbij veranderingen binnen populaties (groepen) en individuen, door middel van natuurlijke selectie, via de genen worden doorgegeven.
Er zijn laboratoriumtesten gedaan, onder andere met fruitvliegjes. Alleen al door het geven van verschillende voeding en twee groepen laten leven in andere leefomstandigheden, ontstonden er verschillen.
Soms kan er bij de celdeling in een plant of dier (eukaryoten) een 'foutje' ontstaan. Dit heet muteren. Deze verandering kan goed of slecht uitpakken. Dieren en mensen kunnen bijvoorbeeld helemaal wit geboren worden (albino). In de natuur is dat niet erg handig en ook bij mensen kan zo'n iemand gediscrimineerd worden. Dan is het heel hard gezegd geen succesvolle soort, terwijl het verder gewoon functioneerd. Ook natuurlijke omstandigheden kunnen er voor zorgen dat soorten planten en dieren zich gaan aanpassen. Sommige veranderingen kunnen heel snel gaan (vooral bij kleine organismen). Andere veranderingen kunnen miljoenen jaren duren. Soms gaat een verandering heel geleidelijk, maar het kan ook vrij plotseling gaan. Ook in de paleontologie (onderzoek van dinosaurussen) kijkt men hoe soorten zich in de loop van de tijd zich hebben aangepast.