Sociale ongelijkheid
Sociale ongelijkheid is de ongelijkheid tussen verschillende bevolkingsgroepen binnen een land. Met sociale ongelijkheid kan worden gekeken of de welvaart in een land wel eerlijk over de mensen is verdeeld. Vaak wordt dit een model afgebeeld, een Lorenzcurve.
De sociale ongelijkheid binnen een land is groot wanneer bijvoorbeeld 20% van de bevolking 80% van het nationaal inkomen verdiend. Het nationaal inkomen zijn alle inkomens in een land bij elkaar opgeteld. De sociale ongelijkheid is klein wanneer bijvoorbeeld 40% procent van de bevolking 60% van het nationaal inkomen verdiend. Landen waar het precies 50/50 geregeld is bestaan haast niet, waardoor de 40/60-regel vaak als klein wordt beschouwd. Vooral ontwikkelde landen hebben een kleine sociale ongelijkheid. Dit betekend dat de welvaart eerlijk over de bevolking is verspreid in hoeverre dit mogelijk is. De overheid probeert dit vaak te steunen door middel van hogere belastingen voor rijken en toeslagen voor de armen (voor bijvoorbeeld huur- of zorgkosten). Veel ontwikkelingslanden hebben echter een hoge sociale ongelijkheid, net als veel landen die zich in rap tempo ontwikkelde (zoals China). Door de ontwikkeling wist een kleine groep superrijk te worden, terwijl een grote groep achterbleef. Dit betekend niet dat zij armer zijn geworden; ze zijn zeker rijker geworden, maar in mindere mate dan de kleine groep.