Schuiffluit
Een schuiffluit (die ook bekend staan als diafluit, zwanenfluiten, lotus fluit, piston fluit of jazz fluit) is een houtblazer met een zuiger daarin. Het heeft dus een mondstuk als een blokfluit, maar varieert de toonhoogte als een glijbaan. De constructie is als een fietspomp. Omdat de luchtkolom cilindrisch (overal even breed) is en aan de ene kant open en aan de andere kant gesloten is, blaast hij de hoge toon over. "Een fluitje gemaakt van een lange buis met aan het ene uiteinde het mondstuk en aan de andere kant een trek- en duwstang met een krul eraan die op een zwanenhals lijkt. Een stijgende en dalende toon, de glissando, wordt gemaakt door de trekstang heen en weer te bewegen terwijl je in het mondstuk blaast. De Buisvormige fluit is ongeveer 30 cm lang.
Hoe het begon
Zuigerfluiten, in volksversies meestal gemaakt van riet of bamboe, bestonden zowel in Afrika, Azië en op de eilanden in de Stille Oceaan als in Europa voordat de moderne versie in de negentiende eeuw in Engeland werd uitgevonden. De laatste, die nauwkeuriger kan worden aangeduid als de glijbaan of Swanee-fluitje, is meestal gemaakt van plastic of metaal. De fluitjes van bijvoorbeeld vlierhout of wilgenhout die men vroeger zelf maakten zijn vergelijkbaar.
Het moderne diafluitje is bekend als geluidseffect (zoals in soundtracks van tekenfilms, wanneer een glissando kan suggereren dat iets snel stijgt of daalt, uitglijdt, of wanneer een speler pech heeft bij een loterij of iets dergelijks), maar het is ook mogelijk om speel melodieën op een schuiffluit te maken.
Het zwanenfluitje dateert althans uit de jaren 1840, toen het werd vervaardigd door de familie Distin en te zien was tijdens hun concerten in Engeland. Vroege diafluitjes werden ook gemaakt door de Engelse J Stevens & Son en HA Ward. Tegen de jaren 1920 was het diafluitje gebruikelijk in de VS en werd het af en toe gebruikt in populaire muziek en jazz als een speciaal effect. Het werd bijvoorbeeld gebruikt op Paul Whiteman 's vroege hitopname van "Whispering" (1920). Zelfs Louis Armstrong schakelde over van zijn meer gebruikelijke cornet naar de slidefluit voor een refrein op een paar opnames met King Oliver's Creole Jazz Band, zoals "Sobbin' Blues" (1923). Het fluitje werd ook veel gebruikt in Jug-bandmuziek en de skiffle uit de jaren 1920, zoals Whistler's Jug Band. Gavin Gordon gebruikt een schuiffluit in zijn ballet "The Rake's Progress" (1935).
Gebruik
Het diafluitje wordt vaak gezien als een speelgoedinstrument, vooral in het Westen, hoewel het werd en wordt gebruikt in verschillende vormen van "serieuze" muziek. De eerste verschijning in de genoteerde Europese klassieke muziek was mogelijk toen Maurice Ravel er een riep in zijn opera "L'enfant et les sortilèges". Modernere toepassingen in klassieke muziek zijn onder meer Paul Hindemith 's Kammermusik No. 1
Bob Dylan speelde in zijn nummer "Highway 61 Revisited" uit 1965 een sirene-fluitje - een schuiffluit dat een sirene-achtig geluid geeft - gemonteerd in zijn mondharmonicahouder.
Roger Waters speelde twee noten op het diafluitje in het nummer "Flaming", van Pink Floyd 's debuutalbum "The Piper at the Gates of Dawn".
Een recentere verschijning van de schuiffluit is te horen in het nummer "Get Up" uit 1979 van Vernon Burch. Het diafluit gedeelte van dit nummer werd later gesampled door Deee-Lite in hun hit "Groove Is in the Heart" uit 1990.
De Nederlandse band Bill Brooker' Jugband uit Rotterdam gebruikt de schuiffluit, de kazoo en het wasbord onder andere in het nummer "Dr. Jazz"
Links
- YouTube - Schuiffluit