Oorijzer
Een oorijzer (in sommige streken ook hoofdijzer genoemd), is een op het hoofd gedragen sieraad, dat onderdeel is van de klederdracht. Het kwam vooral voor in de provincies Friesland en Groningen dat een rijke dracht kende. Maar het kwam ook elders voor. Het is een metalen draad-, band- of kapvormige beugel die direct op het hoofd of over de onder-muts werd gedragen. De beugel bestaat uit een gebogen middendeel dat de bolling van het achterhoofd volgt en twee vooruitstekende delen langs de zijkanten van het hoofd. De uiteinden/randen van de twee uitstekende delen zijn veelal versierd.
Aanvankelijk (eind 16e eeuw) was het oorijzer een smalle metalen beugel om de luxueuze (kanten) mutsen op hun plaats te houden. De uiteinden met versierde knop rusten op de wang, die daardoor iets werd ingedrukt. In de loop der tijd groeide het oorijzer uit tot een pronkstuk, gemaakt van zilver of goud. Aan de voorzijde van de oorijzers staken versierde gouden plaatjes of krullen uit. Mutsspelden werden gebruikt om de kap aan het oorijzer te bevestigen. Omstreeks 1650 raakt het oorijzer uit de mode, maar op het platteland en in weeshuizen blijft het oorijzer onderdeel van de dracht. Het maakt dan ook deel uit van de bruidschat. Rond 1800 wordt de Duitse muts of luifelmuts vervangen door de sluiermuts of mantelmuts, waardoor het oorijzer ook beter tot z'n recht komt. Rond 1870 was het metalen kapje zo breed geworden, dat deze op een helm leek.
Verschillende oorijzers in het Zuiderzeemuseum
Mutsspeld uit de collectie van het Zuiderzeemuseum