Oever
Een oever of de wal, is de overgang van water naar land. Het water kan een rivier, beek, kanaal, sloot of meer zijn.
Een brug of een veerpont gaat van de ene oever naar de andere.
De zijkant of de grond van een oever kan gewoon schuin aflopen het water in. Dat us meer een natuurlijke oever. Deze kan ook begroeid zijn met riet (rietkraag). Maar door de slijpende werking van water kan de grond wegzakken. Om dat te voorkomen wordt er een oeverbescherming aangebracht. Dit kan een beschoeing zijn van hardhouten planken of palen. Vroeger werd er ook veel gebruik gemaakt van wilgentakken. Of de oever is van metaal of beton. Ook worden er stenen gebruikt. Iets dergelijks zie je ook bij dijken.
Een oever die recht naar beneden gaat en bijvoorbeeld van steen of beton is, wordt vaak een kade genoemd (kademuur). Die vind je vaak in havens. Omdat deze vanuit het water moeilijk te beklimmen zijn door mens en dier, worden er vaak trappen geplaatst.
De oever bij zee is veelal een strand met duinen, of een zware zeedijk.
Een zeeman komt na een lange zeereis terug aan wal. Hij zet dan voet aan wal