Nederland in de Eerste Wereldoorlog

Uit Wikikids
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederland in de Eerste Wereldoorlog

De Eerste Wereldoorlog duurde van 1914 tot 1918. In deze periode vochten veel landen met elkaar. Nederland kon ervoor zorgen dat het neutraal bleef. Toch merkte veel mensen in Nederland dat er oorlog was. Er waren veel mannen in het leger of de marine. Ook raakte het eten steeds verder op. Ondanks dat Nederland niet mee deed in de oorlog, heeft de bevolking dus veel geleden.

Nederland bij het uitbreken van de oorlog

Aan het einde van de negentiende eeuw was Nederland vooral een handelsland. Vooral uit Nederlands-Indië werden grondstoffen gehaald, die via Nederland verder verhandeld konden worden. Dit waren niet langer alleen thee, koffie en specerijen. Ook producten zoals rubber, olie en metalen kwamen hier vandaan. Duitsland werd ook steeds belangrijker als handelspartner. Dat kwam omdat er steeds meer industrie in Duitsland werd ontwikkeld. De grondstoffen hiervoor kwamen in Nederlandse havens binnen, en konden via de havens naar Duitsland worden vervoerd.

Nederland had sinds de oorlog met Napoleon niet meer gevochten met een ander land. België werd in 1830 onafhankelijk na een korte strijd en in de koloniën werd het leger ook ingezet om te vechten. De Nederlandse overheid deed echter zijn best om het geen oorlog te noemen. Hierdoor hoopte Nederland dat de grotere landen in Europa, Rusland, Groot-Brittannië en Frankrijk, zich niet met deze gevechten zouden bemoeien. In Nederland wilde men handel drijven. Het was belangrijk dat dit in vrede gebeurde. Vandaar dat Nederland probeerde ruzie tussen landen met praten op te lossen. In Nederland had men ook goede contacten met zowel Groot-Brittannië, Duitsland, Rusland en Frankrijk.

In 1899 en 1907 werden in Den Haag afspraken gemaakt tussen verschillende landen over hoe in de toekomst oorlog gevoerd zou worden. Er werden regels opgesteld waar landen zich aan moesten houden. Hierdoor zou oorlog eerlijker worden. Nederland werd door deze conferentie een land dat erg bekend stond om zijn onpartijdigheid en afkeer van oorlog. In 1870 was er ook een oorlog gekomen tussen Frankrijk en Duitsland. Deze oorlog werd snel door Duitsland gewonnen. In Nederland werd duidelijk, dat in het geval van een oorlog, Nederland niet genoeg mensen had om Frankrijk of Duitsland tegen te houden. Daarom werd de Nieuwe Hollandse Waterlinie aangelegd. Deze werd gebouw rond Muiden, Utrecht en Gorinchem gemaakt. Ook werden er plannen gemaakt om in het geval van oorlog zo snel mogelijk militairen naar deze forten te kunnen brengen. Hier waren treinen erg belangrijk voor.

Gewapende Neutraliteit

Na de moord op Aartshertog Frans-Ferdinand ontstond er in de zomer van 1914 een spannende periode. Oostenrijk-Hongarije en Servië waren erg vijandig. Later begonnen Rusland, Duitsland, Groot-Brittannië en Frankrijk zich ook met de ruzie tussen deze landen te bemoeien. Verschillende landen werden erg zenuwachtig van de oorlog die ontstond. Ook in Nederland maakte men zich zorgen. Ze wilde voorkomen dat ze betrokken raakte in de oorlog. Nederland verklaarde zich neutraal. Dat wil zeggen dat Nederland geen kant koos en niet mee wilde vechten. Het scheelde uiteindelijk niet veel. Duitsland viel België en Frankrijk aan met het zogenaamde Schlieffenplan. Die aanval ging vlak langs de Nederlandse grens. Daardoor hoefde Nederland geen kant te kiezen.

Oefening van Nederlandse soldaten.
Het Schlieffenplan. Rood is de aanval van Duitsland op België en Frankrijk.

Nederland deed dus niet mee aan de oorlog. Ze wilde zichzelf wel beschermen. Dit was voor het geval een van de twee partijen toch aan zou vallen. Nederland maakte zich klaar om mannen op te roepen om in het leger te gaan. Dit heet mobilisatie. Ook werden de verschillende forten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie klaar gemaakt. Er werden kogels en granaten opgeslagen, en soldaten waren dag en nacht in de forten aanwezig. Deze soldaten konden dus vier jaar lang niet thuis slapen. Deze soldaten waren uiteindelijk ook hard nodig. In 1916 vond er een stormvloed plaats. Nederlandse soldaten werden ingezet. Zo konden ze mensen in huizen bevrijden, of zandzakken plaatsen om dijken te versterken. Aan het einde van de oorlog waren de soldaten blij dat ze eindelijk naar huis konden.

De oorlog bestond uit twee kampen. De eerste waren de Centralen. Dit waren Duitsland, Oostenrijk-Hongarije en het Ottomaanse Rijk. Het andere kamp waren de Geallieerden. Dat waren de landen Groot-Brittannië, Frankrijk en Rusland. Deze landen leerden tijdens de oorlog heel goed hoe ze moesten vechten. In deze landen werden tanks, gifgas en machinegeweren ontwikkeld. Voor Nederland was dat niet zo. Doordat er geen oorlog was, werden deze nieuwe uitvindingen bijna niet gebruikt. Dat zou veel teveel geld kosten. Nederlandse uitvinders zoals Anthony Fokker konden veel beter naar andere landen. Fokker ging bijvoorbeeld naar Duitsland. Hier vond hij hele bekende vliegtuigmodellen uit.

De Nederlandse overheid moest er dus voor zorgen dat niemand ze kon beschuldigen van partijdigheid. Nederland bleef dus met zowel de Centralen en de Geallieerden praten. Duitsland had Nederland grotendeels met rust gelaten. De reden hiervoor was dat Duitsland hoopte dat Nederland stiekem toch spullen naar Duitsland kon vervoeren. Nederland was voor Duitsland haar "adempijp'. Nederland zou kunnen zorgen voor grondstoffen en voedsel. Cement voor bunkers moesten bijvoorbeeld via Nederland komen. Hier waren Groot-Brittannië en Frankrijk natuurlijk niet blij mee. Om deze landen tevreden te houden, gingen deze landen bepalen waar Nederland wel en niet in kon handelen. Zo mochten deze landen bijvoorbeeld de lading van Nederlandse schepen controleren. Volgens de oorlogsregels mocht dit niet, maar Nederland moest uiteindelijk toestemmen. De kans was anders dat Nederland toch in oorlog zou raken met de Geallieerden.

Handel en honger

Groot-Brittannië was de grootste zeemacht. De Duitse marine had ook steeds meer grote schepen gekregen. Duitsland werd door Groot-Brittannië geblokkeerd. Dat wil zeggen dat er via de zee geen spullen naar Duitsland vervoerd konden worden. Dit werd gedaan door de Britse marine en door Britse zeemijnen. De Britse marine hield de schepen tegen om te kijken of er niets aan boord was dat eventueel naar Duitsland vervoerd kon worden. Dat zou immers gebruikt kunnen worden in het Duitse leger. De mijnen waren net onder water verstopt. Als je daar met een schip tegenaan voer, ontplofte de mijn. Omdat Nederlandse schepen niet verteld werd waar de mijnen lagen, voeren ze hier soms per ongeluk tegenaan. In dat geval kon het schip zinken.

Door Fransen buitgemaakte Duitse onderzeeër die in het Nauw van Calais (Pas de Calais) bij Frankrijk gestrand was.

Omdat de Britse Marine zo machtig was, moest Duitsland een andere manier vinden om te kunnen aanvallen. De oplossing was om onderzeeboten te gebruiken. Hierdoor konden Duitse boten onder de Britse marineschepen duiken om aan de blokkade te ontsnappen. Aan het begin van de oorlog kwamen de Duitse boten daarna naar het wateroppervlak. Als ze dan een handelsschip tegen kwamen lieten ze eerst de matrozen van boord, voordat ze het schip lek schoten. De Britse marine ging haar schepen vol kanonnen echter vermommen als onschuldige handelsschepen. De kanonnen op deze schepen waren veel groter dan de kanonnen op de onderzeeboten. Vandaar dat de Duitsers gingen proberen onder water de schepen al lek te schieten. Dat deden ze door een soort onderwater-bommen te maken. Dit waren zogenaamde torpedo’s. Het was moeilijk om onderwater te kijken uit welk land een schip kwam. Het gebeurde dus soms dat een Nederlands handelsschip werd aangezien voor een Brits schip. Dan kon het gebeuren dat een Duitse onderzeeboot met zijn torpedo het Nederlandse schip kapot schoot.

Zowel de Britten als de Duitsers gebruikten dus manieren die ervoor zorgden dat Nederlandse schepen zonken. Dat was niet de bedoeling, maar hierbij gingen toch Nederlandse matrozen dood. Het was daardoor lastig voor Nederland om niet toch een kant te kiezen als er Nederlandse mensen op een boot dood waren gegaan.

Niet alleen in Duitsland was er grote vraag naar spullen. Ook in België was er tekort aan eten in de gebieden waar Duitsland de baas was. Vandaar dat er mensen waren die stiekem eten de grens over namen naar België. Om dat tegen te gaan, spanden Duitse soldaten een draad. Deze draad lag precies op de grens tussen Nederland en België. Deze draad werd vervolgens onder stroom gezet. Die stroom was zo hoog, dat je daar ook dood aan kon gaan. Tussen enkele honderden tot 3000 mensen gingen hier dood.

In Nederland kreeg de bevolking uiteindelijk ook honger. Nederland had altijd veel handel gedreven met het buitenland. Door de oorlog viel de handel bijna stil. Hierdoor kwam er niet veel eten binnen. Daar kwam ook nog eens bij dat er soms ook naar Duitsland en Groot-Brittannië eten werd verstuurd. Daar werd heel erg veel geld voor betaald. Hierdoor was er in Nederland in 1917 en 1918 eigenlijk te weinig eten. Er moest gezorgd worden dat iedereen toch voldoende zou eten. Om dit te regelen, kon je eten waar heel weinig van was, maar af en toe kopen. Hier was een bon voor nodig. Voor een bon en geld kreeg je dan een vast afgesproken hoeveelheid. Dit heet rantsoeneren. Ook kwamen er speciale worsten. Dit waren zogenaamde Eenheidsworsten. Hier zaten allerlei soorten vlees in. Af en toe werden ook theelepeltjes op mollenpootjes gevonden. Mensen moesten dus goed opletten wat ze aten.

Door deze honger brak uiteindelijk in Amsterdam de Aardappeloproer uit. Mensen waren in Nederland heel erg gewend om aardappels te eten. Om zoveel mogelijk mensen te eten te geven, werd ook ook ander eten soms verkocht. Dit waren bijvoorbeeld rantsoenen rijst. Ook waren de aardappels die verkocht werden soms allemaal rot. Hier waren mensen erg boos over. In de zomer van 1917 kwamen mensen in de grote steden in opstand. Bij deze opstand komen tot 9 mensen om het leven, met meer dan 100 gewonden. Pas als de overheid meer aardappels belooft, wordt het weer rustig in de steden.

Vluchtelingen

Kamp "Elisabeth-dorp", een Belgisch dorp voor gezinnen van Belgische soldaten, gebouwd op de Vlasakker bij Amersfoort. 1916.

Nederland bleef buiten de oorlog. België was niet zo gelukkig. Het Duitse leger zocht een manier om Frankrijk zo snel mogelijk te verslaan. Aangezien Frankrijk veel soldaten aan de grens tussen Frankrijk en Duitsland hadden, moest het Duitse leger een makkelijkere weg zien te vinden. Het besloot via België via Noord-Frankrijk naar Parijs te gaan. Hierdoor moest België meevechten met de Geallieerden. Het land was klein en er waren weinig militairen. Het leger moest zich terug trekken. Een klein stukje België bleef zich verzetten tegen het Duitse leger. Hier was ook de Belgische koning. In de eerste en laatste periode van de oorlog werd er dicht bij de Nederlandse grens gevochten. Veel Belgische mensen vluchtten voor de oorlog. Voor veel mensen leek Nederland veilig, aangezien hier niet gevochten werd. Burgers uit België werden in Nederland opgevangen. Er waren ook soldaten die vluchtten. Ze konden er op deze manier bijvoorbeeld voor zorgen dat ze niet gevangen werden genomen. Deze soldaten mochten in Nederland niet vrij rondlopen. Dat was onderdeel van de regels die eerder in Den Haag waren afgesproken. Het vasthouden van deze soldaten heet interneren.

Belgische vluchtelingen met Nederlandse non.

Uiteindelijk kwamen er meer dan een miljoen vluchtelingen naar Nederland. Het Nederlandse Rode Kruis ving deze mensen op. Eerst kwamen vluchtelingen bij mensen thuis. Dit werden er echter te veel. Om al deze mensen op te kunnen vangen werden later in de oorlog verschillende kampen gemaakt. Er waren kampen waar families samen konden wonen, maar ook kampen waar soldaten werden gestopt. Er werd ook gekeken naar welke mensen waren gevlucht. Zo werden mensen die crimineel waren naar Veenhuizen gestuurd. Andere vluchtelingen kwamen vaak terecht in barakkendorpen. Dat waren een soort dorpjes met houten huizen. Er was niet veel luxe in deze huisjes.

In deze kampen was het leven niet altijd fijn. De mensen moesten vroeg opstaan. Daarnaast moesten ze vaak hard werken. Zo kon het bijvoorbeeld gebeuren dat er aan wegen moest worden gewerkt. Ook kwamen veel vluchtelingen in de landbouw. Dan werden het een soort boeren. Voor mensen die dat niet gewend waren, was dit zwaar werk. Veel Belgen en Fransen konden pas aan het einde van de oorlog weer terug naar het eigen land. Daar kregen ze soms treinkaartjes van de Nederlandse overheid voor. Dan konden ze reizen tot de Nederlands-Belgische grens. Vanaf daar moesten ze vaak zelf de weg vinden.

Nederland aan het einde van de oorlog

Nederland had aan het einde van de oorlog dus veel honger. Doordat er niet genoeg steenkool was, hadden de mensen het ook koud. De handel lag ook bijna stil. Dat zorgde er voor dat veel mensen ontevreden waren. In het laatste jaar van de oorlog brak er ook nog een ziekte uit. Deze ziekte leek een gewone griep. Dat was het echter niet. Juist jonge mensen werden ziek. Doordat er zoveel soldaten in vieze omstandigheden moesten leven, werden veel soldaten ziek. Daarna staken ze vaak ook andere mensen aan. Hierdoor kwam de ziekte ook in Nederland aan. Uiteindelijk kwamen er in Nederland ongeveer 40.000 mensen om.

In 1918 eindigde de oorlog. Het was erg duidelijk dat Nederland aan een grote ramp was ontsnapt. Grote stukken van België en Frankrijk waren door de oorlog kapot en er waren miljoenen mensen dood gegaan. In Nederland was er wel honger geleden. Ook waren er mensen door de oorlog dood gegaan. Deze mensen waren tegen de stroomdraad gelopen, of hadden op een schip gevaren die was gezonken. Toch was er geen leger in Nederland binnen gevallen. Hierdoor wordt de Eerste Wereldoorlog in Nederland als minder belangrijk gezien dan bijvoorbeeld de Tweede Wereldoorlog.

Bronnen

•Wielenga, Friso, (2009) Nederland in de Twintigste eeuw, Amsterdam: Boom uitgeverij

•Moeyes, Paul, (2014) Buiten Schot, Nederland tijdens de eerste wereldoorlog 1914-1918, Utrecht: De Arbeiderspers

Afkomstig van Wikikids , de interactieve Nederlandstalige Internet-encyclopedie voor en door kinderen. "https://wikikids.nl/index.php?title=Nederland_in_de_Eerste_Wereldoorlog&oldid=711175"