Meetinstrument
Meetinstumenten heb je in allerlei vormen. Wat ze allemaal gemeen hebben is dat ze een hoeveelheid van iets kunnen aangeven. Dát wat ze aangeven heet de eenheid.
Afstanden of lengten meten
Een afstand of lengte meet je van het ene punt naar het andere. Meestal doe je dit dan langs een rechte lijn. Vandaar ook dat meetlatten, linialen en meetlinten recht zijn of iets van een lint of lijn hebben.
De hoofdeenheid in Nederland is de meter. Andere maten zijn:
- millimeter (mm) = 1/1000 (één duizendste) meter
- centimeter (cm) = 1/100 (één honderdste) meter
- decimeter (dm) = 1/10 (één tiende) meter
- decameter (dam) = 10 meter
- hectometer (hm) = 100 meter (0,1 km)
- kilometer (km) = 1000 meter
Voor het kleine meetwerk (millimeters) gebruik je bijvoorbeeld een schuifmaat. Deze is ook makkelijk om de diameter of dikte van bijvoorbeeld een boortje te meten.
In de klas meet je meestal met een meetlat of liniaal de millimeters en centimeters. Een timmerman bijvoorbeeld zal vaker een rolmaat of duimstok gebruiken. Om een terrein of gebouw op te meten is een meetlint wel handig.
De kilometerteller in bijvoorbeeld een auto telt het aantal gereden kilometers. Die afstand kun je aardig controleren met de hectometerpaaltjes langs de (auto)snelwegen. Om de honderd meter hebben ze zo'n (groen) bordje neergezet.
Soms zie je langs de weg ook wel eens man door een soort van verrekijker kijken naar een andere man met een spiegeltje of meetstok. Dit zijn landmeters die gebruik maken van een theodoliet. Eigenlijk meet je hiermee hoeken. Maar met die hoeken kun je afstanden en hoogteverschillen met een speciale rekenformule uitrekenen.
Steeds vaker wordt er ook met infrarood licht een afstand gemeten. In de ruimte kunnen ze hele grote afstanden meten. Dan praten ze over lichtjaren (1 lichtjaar is 9.460.000.000.000 km).
Een vlak meet je in twee richtingen (van een rechthoek of een vierkant bijvoorbeeld). De meetrichtingen moeten dan wel precies in een rechte hoek (haaks) met elkaar staan. Hiervoor kun je een schrijfhaak gebruiken of een geodriehoek. Vermenigvuldig je de x lengte (m) met de y breedte (m), dan krijg je de oppervlakte van die rechthoek of vierkant. De maateenheid krijgt er dan een tweetje bij: m2 - de vierkante meter.
Een inhoud kun je in drie richtingen (van een blok, een doos of kubus bijvoorbeeld) meten. Ook nu moeten de meetrichtingen precies in een rechte hoek met elkaar staan. Vermenigvuldig je de x lengte (m) met de y breedte of diepte (m) én met de z hoogte (m), dan krijg je de inhoud van het blok of de kubus. De maateenheid krijgt er dan een drietje bij: m3 - de kubieke meter. De gasmeter bij de meeste mensen thuis, meet het aantal kubieke meters (m3) wat er aan gas is gebruikt. Ook de watermeter meet de hoeveelheid water die je hebt verbruikt in kubieke meters (m3).
In een kubus van 10 bij 10 bij 10 centimeter (1 dm3 = 1 kubieke decimeter) past precies 1 liter water (zie verder onder inhoud). In een kubus van 1 bij 1 bij 1 meter (m3) past 1000 liter en wordt ook wel een kuub genoemd. Bij bouwplaatsen zie je wel eens van die kuub-zakken staan met zand of afval.
Gewichten meten
Bij het meten van een gewicht bepaal je hoe zwaar iets is. We moeten hierbij wel afspreken dat we het gewicht van iets bepalen in de (buiten)lucht hier op aarde. Gewicht heeft namelijk iets te maken met de aantrekkingskracht van de aarde. Van ruimtevaarders weet je misschien dat ze in de ruimte gewichtsloos zijn.
De hoofdeenheid in Nederland is de gram. Andere maten zijn:
- milligram (mg) = 1/1000 (één duizendste) gram
- kilogram (kg) = 1000 gram
- ton (t) = 1000 x 1000 gram, ofwel 1000 kilo
Voor het wegen heb je een weegschaal nodig. De oudste vorm is er een waarbij je op een soort van wip aan de ene kant het te wegen ding legt en aan de andere kant net zo lang gewichten plaatst tot het geheel in evenwicht of balans is. Zo'n weegschaal heet dan ook een balans. De simpele keukenweegschaal of personenweegschaal werkt vaak met een wijzer die over maatstreepjes gaat. Steeds vaker zie je een digitale weegschaal waarop je met cijfers kunt aflezen hoe zwaar iets is. Er zijn zelfs weegschalen waarmee bijvoorbeeld de verkeerspolitie het gewicht van een vrachtauto kan meten.
Een handweger die je makkelijk kunt meenemen (bijvoorbeeld bij het vissen) heet een unster. De simpele unsters werken met een veer, maar tegenwoordig heb je ze ook met een digitaal venstertje (display).
Inhoud of volume meten
Van sommige voorwerpen als rechthoekige doosjes kun je de inhoud berekenen door de drie richtingen (lengte, breedte of diepte en hoogte) te meten en met elkaar te vermenigvuldigen (zie afstanden of lengten meten). Maar hoe meet je dan de inhoud van bijvoorbeeld een mens? Het makkelijkst gaat dat door iemand in een grote bak met water onder te dompelen en dan te kijken hoeveel centimeter het water in de bak stijgt. Weet je de lengte en de breedte van de bak, vermenigvuldig deze dan eerst met elkaar en daarna met het hoogteverschil en je weet wat de inhoud is van die persoon.
Naast de standaardmaat kubieke meter (m3) kennen we in Nederland ook de liter (l). Alle inhoudsmaten of -eenheden op een rijtje:
kubieke meter (m3) = 1000 kubieke decimeter (dm3) of 1000 liter (l)
kubieke decimeter (dm3) = 1 liter (l)
kubieke centimeter (cm3) = 1 milliliter (ml)
liter (l) = 10 deciliter (dl) = 100 centiliter (cl) = 1000 milliliter (ml)
In een (heel) pak yoghurt gaat meestal 1 liter yoghurt.
Met een regenmeter bepaal je de hoeveelheid millimeters (mm) regenwater wat op een vierkante meter (m2) valt. 1 millimeter (mm) regenwater op 1 vierkante meter (m2) grond is omgerekend 1 liter (l) regenwater.
Druk meten
Wanneer je een ballon opblaast, dan komt het ballonvelletje onder druk te staan. Een fietsband die je oppompt staat dus ook onder druk. Misschien heb je wel eens gezien hoe ze bij een benzinepomp met een apparaat een autoband oppompen. Op de meter kun je dan aflezen hoeveel (lucht)druk er in de band komt te zitten. De buitenlucht waarin we lopen noemen we de aardatmosfeer. In Nederland is de luchtatmosfeer bij de grond 1 atmosfeer (atm). Ga je de lucht in, dan wordt de luchtdruk minder. Op een barometer kun je de luchtdruk aflezen. 1013 millibar (1,013 bar of hectopascal - hPa) is hetzelfde als 1 atmosfeer (atm).
Meetinstrumenten weer
Er zijn ook meetinstumenten die te maken hebben met het weer. Hiermee kan je het weer in ons of een ander land meten. Er zijn heel veel manieren om bepaalde weersomstandigheden te meten.. Hieronder vind je verschillende meetinstrumenten en wat je er mee kan.
Barometer: met een barometer kan je luchtdruk meten. Dit is de kracht die het gewicht van de lucht op een bepaald vlak uitoefent. Over het algemeen zorgt stijgende luchtdruk voor beter weer en dalende luchtdruk voor slechter weer. Luchtdruk wordt opgegeven met hectopascal.
Microbarometer: een gevoelige variant van de barometer. Hij wordt gebruikt om het infrageluid (zeer nauwkeurige luchtdruk) te meten.
Kwikbarometer: met een kwikbarometer (barometer met kwik) kan je ook de luchtdruk meten. Evangelista Torricelli heeft een barometer gemaakt waar de luchtdruk zichtbaar werd gemaakt in een buis gevuld met water. Later is hier kwik voor gebruikt.
Thermometer: met een thermometer kan je de temperatuur meten. Deze is bedacht door Galileo Galilei, maat het heeft heel lang geduurd voordat er een goede schaalverdeling werd gemaakt. Uiteindelijk maakte Gabriël Fahrenheit de eerste betrouwbare thermometer. Hij gebruikte kwik, in plaats van alcohol of water. Ook maakte hij de glazen buis dicht, zodat hij niet meer gevoelig was voor luchtdrukveranderingen.
Hygrometer: met een hygrometer meet je vochtigheid. Dit wordt uitgedrukt in procenten. Het is één van de oudste meetinstrumenten voor het weer.
Neerslagradar: met een neerslagradar meet je de neerslag en wind. De antenne aan de radar zendt een signaal uit. De neerslag weerkaatst dan voor een deel dit signaal. Uit de richting van de antenne en uit de tijd tussen het uitzenden van het signaal en de weerkaatsing volgt de positie van de neerslag. Radarbeelden zijn ook belangrijk bij het maken van een neerslagverwachting. Deze beelden bieden ook de mogelijkheid om windsnelheden in neerslag te bepalen.
Regenmeter: met een regenmeter meet je de hoeveelheid neerslag. Het is vaak een soort beker die de neerslag opvangt. De hoeveelheid wordt uitgedrukt in millimeters.
Psychrometer: met een psychrometer meet je de vochtigheid in de lucht. Deze bestaat uit twee thermometers. Het vloeistof van één van deze thermometers wordt vochtig gehouden met een nat lapje. Deze natte-bolthermometer wijst dan ook meestal lager aan dan de droge thermometer, omdat het water van het natte lampje zal verdampen. De warmte die daarvoor nodig is, is een maat voor het meten van de vochtigheidsgraad. Hoe droger de lucht, hoe groter het verschil tussen de twee thermometers.