Kruisiging
Een kruisiging was in in de Romeinse tijd een doodstraf, die alleen bestemd was voor de allergrootste misdadigers. Bij een kruisiging werden twee houten balken aan elkaar bevestigd. De veroordeelde werd met spijkers aan het kruis genageld, of met touwen aan het hout vastgebonden. Hij of zij bleef dan hangen, totdat hij of zij stierf.
De kruisiging als doodstraf is al lang geleden afgeschaft.
Bekende gekruisigden
De kruisdood was in de tijd van de Romeinen heel normaal voor moordenaars, misdadigers en weggelopen slaven. Zo werd Jezus Christus, ook gekruisigd, omdat Hij zei dat Hij Gods zoon was. Deze doodstraf mocht alleen uitgesproken worden door een rechter of stadhouder. In dit geval was dat Pontius Pilatus.
Simon Petrus, een volgeling van Jezus, zou ook gekruisigd zijn. Hij wilde niet op dezelfde wijze als zijn Meester gekruisigd worden, dus liet hij zich door zijn moordenaars "ondersteboven" kruisigen; wat inhield dat zijn hoofd naar de grond gekeerd was en zijn voeten in de lucht. Zijn vriend Andreas werd eveneens gekruisigd, maar toen waren de balken anders op elkaar getimmerd.