Kroeskarper
Kroeskarper Carassius carassius | |||
---|---|---|---|
Niet bedreigd | |||
Leefgebied | Vrijwel heel Europa voor met uitzondering van Noord-Scandinavië en het Mediterrane gebied | ||
Leefomgeving | poelen in overstromingsvlakten bij rivieren (kleinere stilstaande plantenrijke wateren) | ||
Behoort tot de | Karperachtigen (Cypriniformes), Zoetwatervissen, Beenvissen, Vissen | ||
|
De kroeskarper (Carassius carassius) is een middelgroot lid van de Karperachtigen (Cypriniformes). Het komt veel voor in Noord-Europese regio's. De naam is afgeleid van het Nederduitse karusse of karutze, mogelijk van het middeleeuwse Latijnse coracinus (een soort riviervis). In Nederland komt het voornamelijk voor in de provincies Zuid- en Noord-Holland en Utrecht.
De kroeskarper is een middelgrote karper, meestal 15 centimeter in lichaamslengte, en weegt zelden meer dan 2 kilogram, maar een maximale totale lengte van 64 centimeter is ooit gerapporteerd door een man, en het zwaarste gepubliceerde exemplaar woog 3 kilogram. Ze hebben een lichaam hebben met een "gouden groene glanzende kleur", maar een nauwkeurigere bron stelt dat jonge vissen goudbrons zijn maar donkerder worden naarmate ze volwassener worden, totdat ze een donkergroene kleur krijgen op de rug. Verder hebben ze diepe bronzen zijkanten en goud op de onderkant ervan en ook op de buik, en roodachtige of oranje vinnen, hoewel er andere kleurvariaties bestaan. Een onderscheidend kenmerk is een afgeronde vin, in tegenstelling tot goudvissen die gevorkte vinnen hebben. De kroeskarper lijkt op de giebel. De jonkies hebben een donkere vlek bij de staartaanzet (oogvlek).
De paaitijd is van mei tot juni. De kroeskarper is na 2 jaar geslachtsrijp en kan rond de 10 jaar oud worden. De kroeskarper eet vooral kleine waterdiertjes, zoals insectenlarven, kreeftachtigen, slakken en erwtenmossels, en ook plantendelen.