Kleine buidelmol
Kleine buidelmol of noordelijke buideldiermol Notoryctes caurinus | |||
---|---|---|---|
Kwetsbaar | |||
Leefgebied | Centraal Australië | ||
Leefomgeving | zand van duinen en riviervlaktes in de woestijn | ||
Behoort tot de | Buidelmollen | ||
|
De Kleine buidelmol, Noordelijke buideldiermol of kakarratul (Notoryctes caurinus) is een buideldier (tevens zoogdier) uit Centraal Australië. Hij leeft in het losse zand van duinen en riviervlaktes in de woestijn en brengt bijna zijn hele leven onder de grond door. De ogen zijn verminderd of afwezig, hun kleine en sterke lichaam, met een gewicht van iets meer dan 30 gram, is uiterst gespecialiseerd om door zand te bewegen op zoek naar een prooi. De soort is ongrijpbaar en het is een van de slechtst begrepen zoogdieren van Australië (er is weing van ze bekend) .
De kleine buidelmol is kleiner dan de zuidelijke Gewone buidelmol of itjaritjari (N. typhlops). Er zijn ook verschillen in het gebit (met name de onderkaak).
Kenmerken
De kakarratul en itjaritjari, zijn moeilijk van elkaar te onderscheiden. De dichte vacht is kort, glad en fijn behaard, met een egale bleek geelroze kleur. De lengte van kop en lichaam samen is 120 tot 160 mm en de gedrongen, leerachtige staart is 20 tot 25 mm. Het gewichtsbereik is van 40 tot 70 gram. De rudimentaire (bijna niet aanwezige) ogen zijn een niet-functionerende onderhuidse lens en een leerachtige bedekking op de spitse snuit beschermt de neusgaten. Er is geen uitwendig oor aanwezig, wel een opening die is bedekt met een dichte laag haren. Het wordt een fossieldier genoemd, met een zeer gespecialiseerde vorm van het lichaam die buisvormig is. De kop wordt smaller met het oog op een conische vorm (als dat van een puntmuts) en de poten zijn kort en goed geschikt om te graven. De twee klauwen van de derde en vierde voorteen zijn vergroot en kunnen het zand voor zich uit scheppen. Een buidel die wordt gebruikt bij het grootbrengen van jongen, een kenmerk dat veel voorkomt bij buideldieren en zoals gebruikelijk is bij onderaardse soorten, is van de looprichting af gericht om te voorkomen dat er zand in komt.
Leefgebied en leven
De soort wordt verspreid over een gebied in het noordwesten van Australië, bij duinen en ander zacht zand in het binnenland van Australië. De gebieden omvatten de Kleine Zandige en Grote Zandige Woestijnen, en op noordelijke gebieden van de Gibson-woestijn. De kakarratul kan niet gemakkelijk verhard zand of ander terrein doorkruisen.
Er is zeer weinig bekend over de gewoonten van de twee soorten Notoryctes, men denkt dat ze een eenzaam bestaan te leiden en dat ze alleen bij nat weer uit het zand tevoorschijn komen.
Het eten bestaat uit poppen en larven van insecten.