Kabouter
Een kabouter is een sprookjesfiguur. Het is een heel klein mensje. In het echt bestaan ze natuurlijk niet. De naam of het woord kabouter komt waarschijnlijk van kobold, wat meer een kwaadaardig klein figuur of aardmannetje is.
Ze komen vooral voor in fantasieverhalen.
Volgens wijlen Rien Poortvliet, een bekende tekenaar, is een kabouter ongeveer 15 centimeter lang, van puntmuts tot aan de voeten. Kabouters wonen in huisjes onder bomen. Een kabouter houdt ervan op een paddenstoel te zitten. Een kabouter is vaak stevig en heeft een volle, witte baard en snor; een kaboutermeisje natuurlijk niet! Kabouters worden heel oud: wel 400 jaar oud. Met dieren en mensen kunnen kabouters het goed vinden, maar zij zijn erg verlegen, net zoals bijvoorbeeld elfjes. Kabouters bestaan eigenlijk niet het zijn fantasiefiguren dat zijn dingen die niet bestaan maar verzonnen zijn. Tuinkabouters zijn er van afgeleid.
Een bekende kabouter is de Belgische kabouter genaamd Kabouter Wesley. Of de Italiaanse kabouter David. Ook zijn Ierse kabouters heel bekend, die met klavertjes, regenbogen en potten goud. Zij heten Leprechaunen.
Van de televisie kennen we onder andere uit de jaren '60 en '70 Paulus de boskabouter. Ook Kabouter Plop en zijn familie is welbekend. De Smurfen zijn ook een bekend kabouter-volkje.
Vroeger had je bij de Verkennerij, tegenwoordig de Scouting, ook kabouters. Dit waren zeg maar meisjes-welpen.
In sprookjes kennen we dwergen, ook een soort kabouters. In de Efteling heb je ook het Land van Laaf, waar het Laaf-volk leeft. Een soort kabouter-familie.