Groene zeedonderpad
Groene zeedonderpad Taurulus bubalis | |||
---|---|---|---|
Niet bedreigd | |||
Leefgebied | Oostelijke Atlantische Oceaan, Noordzee | ||
Leefomgeving | kusten van de Lage Landen, tot een diepte van 30 m. | ||
Behoort tot de | Schorpioenvisachtigen (Scorpaeniformes), zoutwatervissen, Beenvissen, Vissen | ||
|
De groene zeedonderpad (Taurulus bubalis), is een kustvis van de sculpin-familie Cottidae, die in de zeewateren van Europa leeft, langs de kusten van de Oostelijke Atlantische Oceaan, Noordzee, tot een diepte van 30 m. Wordt vrij zeldzaam waargenomen langs de Nederlandse kust en in de Zeeuwse wateren.
Beschrijving
De groene zeedonderpad is een kleine vis met een dik, taps toelopend lichaam en een grote kop en lijkt op de gewone zeedonderpad (Myoxocephalus scorpius). Het heeft twee stekels aan elke kant van het kieuwdeksel, de voorste steekt verder uit dan de achterste. De huid is niet bekleed met schubben. Er loopt een rij benige knobbeltjes langs de zijkant op de zijlijn en er zijn naar achteren hellende benige knobbeltjes op de kruin van het hoofd. Het heeft een verscheidenheid aan kleuren, variërend van tinten bruin of olijfgroen, met crèmekleurige vlekken en vier donkere, verticale banden. De buik is bleek blauwachtig groen, maar wordt tijdens het broedseizoen bij mannetjes overgoten met rood.
Het zijn roofdieren die garnalen, weekdieren en kleine vissen zoals grondels en Blenniiformes eten. Ondanks hun kleine formaat zijn ze agressief en vallen ze vissen aan die groter zijn dan zijzelf. Ze liggen op de loer voor een prooi, gecamoufleerd (met schutkleuren) tegen rotsen en begroeiing voordat ze uithalen naar alles wat voorbij komt. Zoals alle vissen in de familie Cottidae heeft de groene zeedonderpad geen zwemblaas, wat betekent dat hij zinkt zodra hij stopt met zwemmen. Het broeden vindt plaats in het vroege voorjaar en de bevruchting is intern (van binnen), de eieren worden in algen gelegd en worden bewaakt door volwassenen. Zodra de jongen uitkomen, gaan ze een tijdje naar diepere wateren, voordat ze terugkeren naar de kust. De voortplanting van deze soort is echter nog niet volledig bestudeerd. Ze zijn te vinden van getijdengebieden tot 30 m diepte, hoewel ze het meest voorkomen aan de kust.