Articulatie
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Articulatie gaat over het zo verstaanbaar mogelijk praten. Je hebt hier je keel en mond voor nodig. Om goed te articuleren gebruik je je tong, lippen, kaak en verhemelte. Een logopedist helpt je als je niet goed kunt articuleren.
Klanken met je lippen
De klanken waarbij je je lippen gebruikt zijn de: b, p, en m
Klanken met je lippen en tanden
De klanken waarbij je je lippen en tanden gebruikt zijn: w, f en v
Klanken met het puntje van je tong en achterkant van je voortanden
Bij de volgende klanken komt het puntje van je tong tegen de achterkant van je voortanden aan: d, t, s, z, l, n en de tongpunt-r.
Klanken met je tong en het verhemelte
Bij de volgende klanken druk je je tong tegen je verhemelte aan: g, j, k, ng en de huig-r. bij sommige gebitten is dit juist niet goed. Sommige mensen gaan dan naar de logopedie.
Klanken met het zachte gehemelte
Bij de volgende klanken speelt het zachte verhemelte een grote rol: m, n en ng.