Landsheer
Landsheer of landsvrouwe is een algemene benaming voor een vorst(in) die in een bepaald gebied de zogeheten territoriale soevereiniteit bezat. Dat wil zegen dat hij of zij daar de regerend vorst was. Het kwam veel voor in de middeleeuwen.
Een landsheer of -vrouw kon bijvoorbeeld een hertog of hertog(in), of graaf/gravin zijn. Ook een aartsbisschop of een bisschop kon een landsheer zijn. Verder had je de abten/abdissen van een klooster en bijbehorend stuk land die daarop een landsheer of -vrouw waren.
Zij bestuurden een dergelijk stuk land, meestal in naam van de koning. In de 14e en 15e eeuw wisten de hertogen van Bourgondië de meeste landsheerlijkheden in de Nederlanden in hun personele unie te verenigen. Hierdoor verwierven ze min of meer de macht en status van een koning. Maar omdat niet meer in alle gewesten persoonlijk aanwezig konden zijn. Stelde de Bourgondische hertog of hertogin een stedehouder aan om bij zijn/haar afwezigheid zijn/haar plaats (stede) in te nemen en in één of meerdere gewesten tijdelijk het gezag uit te oefenen.
Keizer Karel V was de bekendste landsheer van de Habsburgse Nederlanden. Voor het uitoefenen van zijn gezag stelde hij een reeks landvoogden en landvoogdessen aan.