Discriminatie
Discriminatie is het buitensluiten, of ongelijk behandelen van bepaalde mensen om wat ze geloven, om hun mening, huidskleur, geslacht of seksuele geaardheid (persoonskenmerken). Een andere betekenis van discriminatie is simpelweg 'het maken van onderscheid tussen twee dingen', maar als mensen het hebben over discriminatie, dan wordt meestal de ongelijke behandeling van mensen op basis van persoonlijke kenmerken of kenmerken van de groep waar ze bij horen.
Voorbeelden van discriminatie uit het verleden zijn de apartheid in Zuid-Afrika (rassenscheiding) en het Don't ask, don't tell-beleid in het Amerikaanse leger, waarbij homoseksuelen niet uit de kast mochten komen.
Gelijkheid
Gelijkheid hangt samen met het discriminatieverbod. Gelijkheid wordt vaak onderverdeeld in twee categorieën:
- Formele gelijkheid: mensen moeten in gelijke gevallen gelijk worden behandeld. De ene persoon moet niet zomaar anders behandeld worden dan de andere persoon vanwege een bepaald kenmerk.
- Materiële gelijkheid: in ongelijke gevallen moeten mensen (naar verhouding) ook ongelijk behandeld worden. Op het moment dat iemand een achterstand heeft waar die persoon niets aan kan doen, moet de overheid ervoor zorgen dat die personen worden geholpen. Zo krijgen mensen die kinderen hebben gekregen ouderschapsverlof, terwijl mensen die geen kinderen hebben gekregen dat verlof niet krijgen. Een ander onderdeel van die gelijkheid is dat er opgetreden moet worden tegen discriminatie.
Maatregelen
Het is voor overheden en bedrijven verplicht om actief op te treden tegen discriminatie, omdat dit vastgelegd is in wetten en verdragen. Zo moeten mensen vrij zijn om (zolang ze hierbij de wet niet overtreden) 'anders' te zijn dan de rest van de samenleving (de norm), omdat dit vastgelegd is in het recht op menselijke waardigheid. Er zijn ook bepalingen uit de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) en de Algemene wet gelijke behandeling (Awgb) die discriminatie op school en op het werk verbieden, en scholen en werkgevers verplichten om de omgeving 'discriminatievrij' te maken. Dat betekent dat scholen en werkgevers ervoor moeten zorgen dat discriminatie zo veel mogelijk wordt uitgesloten.
Optreden tegen discriminatie zorgt voor een betere omgang met elkaar in de samenleving (sociale cohesie) en zorgt het ervoor dat meer mensen zich veilig voelen. Dat laatste leidt ertoe dat meer mensen gaan werken, omdat ze minder bang zijn dat ze worden gediscrimineerd worden op het werk. Dat is goed voor de welvaart van een samenleving. Om duidelijker te maken wat 'optreden tegen discriminatie' inhoudt, worden hieronder een aantal voorbeelden genoemd:
- Wetten, regels en uitspraken van rechters mogen niet discriminerend zijn en bewust leiden tot discriminatie.
- Discriminatie moet in wetten en regels verboden worden en de samenleving moet weten dat discriminatie verboden is.
- De overheid moet actief discriminatie opsporen en aanpakken.
- De overheid moet ervoor zorgen dat mensen die buiten hun eigen schuld minder goed behandeld worden of een slechtere positie hebben, beter worden behandeld. Deze betere behandeling bestrijdt de ongelijkheid. Voorbeelden hiervan zijn het eerder genoemde ouderschapsverlof. Een ander voorbeeld zijn quota bij het aannemen van werknemers. Dit betekent dat vrouwen of mensen met een migratieachtergrond voorrang krijgen op het moment dat een bedrijf te veel bestaat uit mannen of autochtonen.
Bij het optreden tegen discriminatie is het belangrijk om de twee betekenissen van discriminatie uit elkaar te halen. Discriminatie waarin er simpelweg onderscheid gemaakt maakt tussen mensen, wordt niet per se verboden door wetten en mensenrechtenverdragen. Soms verplichten wetten en verdragen zelfs tot het maken van onderscheid wegens de gezondheid, welvaart of openbare orde. Daarom zijn coronatoegangsbewijzen of vaccinatieverplichtingen bijvoorbeeld geen vorm van strafbare discriminatie. Discriminatie waarin gediscrimineerd wordt wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is daarentegen wél verboden. Zo mogen mensen niet alléén aangehouden worden omdat ze een bepaalde huiskleur hebben, maar moeten er andere reden zijn voor die aanhouding die niet te maken hebben met persoonlijke kenmerken.
Wetten en verdragen
In Nederland is er een verbod op discriminatie. Artikel 1 van de Grondwet verbiedt namelijk om mensen te discrimineren wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook. In België is dit geregeld in artikel 11 van de Belgische federale grondwet dat bepaalt dat het genot van de rechten en vrijheden dat aan de Belgen toegekend is, zonder discriminatie verzekerd worden.
Deze artikelen is erg belangrijk bij het maken van wetten, aangezien wetten niet in strijd mogen zijn met de Grondwet. Dat betekent dus ook dat wetten niet zomaar mogen discrimineren.
Als iemand wordt gediscrimineerd en daarom tegen een ander een rechtszaak wil beginnen, is in Nederland artikel 1 minder belangrijk. Dit komt doordat de rechter niet mag kijken of wetten wel of niet in strijd zijn met de Grondwet. Dat moeten namelijk de mensen die de wetten opstellen, de Eerste Kamer en Tweede Kamer, al doen. Daarom zijn in Nederland mensenrechtenverdragen belangrijker. De rechter mag daar namelijk wel aan toetsen.
In België bestaat dit toetsingsverbod niet en oordelen de twaalf rechters van het Grondwettelijk Hof of er tegen de Belgische Grondwet wordt gehandeld.
Tegenwoordig
Tegenwoordig houden mensen en overheden zich vooral bezig met de rechten van vluchtelingen en discriminatie op het werk. Als het gaat om de rechten van vluchtelingen en discriminatie op het werk, dan zijn wetten en verdragen erg duidelijk. Vluchtelingen en minderheden mogen net zoals andere mensen niet worden gediscrimineerd en vluchtelingen mogen niet teruggestuurd worden naar hun land van herkomst als daar nog onduidelijkheid over is. Er zijn ook minder duidelijke gevallen, zoals etnisch profileren en institutioneel racisme.
Vluchtelingen en minderheden
Sommige mensen moeten vluchten vanwege discriminatie. Deze mensen heten ook wel vluchtelingen. In de zestiende en zeventiende eeuw zijn enkele honderdduizenden mensen uit andere landen naar Nederland gekomen omdat ze in andere landen werden gediscrimineerd. Destijds woonden er maar 2 miljoen mensen. Deze immigranten kwamen vooral uit België, Frankrijk, Engeland en Duitsland, omdat ze in die landen de doodstraf konden krijgen wegens hun godsdienst. Ook vluchtten ze vaak tegen oorlogsgevaar. Tegenwoordig vluchten er nog steeds mensen naar landen in de Europese Unie omdat ze op andere plekken in de wereld gedood kunnen worden. Voorbeelden hiervan zijn leden van de oppositie uit Rusland en Wit-Rusland of homoseksuele mensen uit het Midden-Oosten. Ook vluchten veel mensen wegens oorlog uit landen zoals Syrië, Afghanistan en Jemen. Deze mensen mogen niet teruggestuurd worden naar die landen; dat is verboden door het VN-Vluchtelingenverdrag.
Discriminatie komt nog steeds veel voor. In het ergste geval ontaardt discriminatie in vervolging of zelfs genocide (moord op een heel volk). Het ergste voorbeeld daarvan kwam voor in het Duitse Rijk van Hitler, namelijk de Holocaust. Bij de Holocaust werden joden, sinti, roma en homoseksuelen gedood.
Werk
Zoals eerder genoemd, wordt er soms gewerkt met quota bij het aannemen van werknemers. Dit betekent dat vrouwen of mensen met een migratieachtergrond voorrang krijgen op het moment dat een bedrijf te veel bestaat uit mannen of autochtonen. Deze quota mogen echter niet zomaar doorgevoerd worden. Het Nederlandse College voor de Rechten van de Mens (CRM) heeft een aantal voorwaarden vastgesteld voor deze quota:
- Quota moeten er niet zomaar zijn, maar echt leiden tot gelijkheid.
- Quota moeten alleen ingevoerd worden als er daadwerkelijk sprake is van ongelijkheid.
- Mensen die solliciteren op werk moeten het weten als een bedrijf quota gebruikt.
- Quota moeten zorgvuldig worden toegepast, het kan niet zo zijn dat groepen van tevoren helemaal worden uitgesloten. Quota mogen dus wel leiden tot voorrang, maar niet tot volledige uitsluiting.
- Quota moeten alleen toegepast worden op te treden tegen ongelijkheid en discriminatie, niet zomaar voor elk doel.
Etnisch profileren
Bij etnisch profileren gaat het erom dat de politie of de Nederlandse Koninklijke Marechaussee (KMar) (of de gendarmerie-eenheden bij de politie in België) ervan beschuldigd worden dat ze mensen alléén maar aanhouden vanwege hun etniciteit of ras. Dit is in beginsel verboden bij wet, maar soms kan het zijn dat de politie of marechaussee de huidskleur van mensen wel mee mogen nemen in de opsporing van strafbare feiten. De politie en marechaussee in Nederland hebben toegezegd dit niet meer te zullen doen, maar vanuit de rechter is er nog geen duidelijke uitspraak gekomen wat de grenzen zijn van het etnisch profileren.
Institutioneel racisme
Bij institutioneel racisme gaat het erom dat de overheid, instituten, bedrijven en organisaties ervan beschuldigd worden dat zij zonder dit bewust door te hebben, toch discriminerend handelen. Deze vorm van niet-bewust discriminerend handelen komt door vooroordelen of stereotyperingen. Door de toeslagenaffaire is deze discussie op gang gekomen, omdat hierbij computersystemen van de overheid de afkomst van mensen gebruikten om te bepalen of zij fraude pleegden. Hierdoor werden mensen onterecht bestempeld als fraudeurs. Deze computersystemen worden vaak niet door mensen bemenst, maar doen veel uit zichzelf met behulp van kunstmatige intelligentie. Hierdoor ontstaat er een nieuw probleem: kunstmatige intelligentie zelf is geen mens en kan dus niet voor de rechter komen. Daarom moeten vaak de makers of gebruikers van kunstmatige intelligentie die discrimeert, voor de rechter komen.
Media
Informatie
- Discriminatie en gelijke behandeling (College voor de Rechten van de Mens)
- Gendergelijkheid (College voor de Rechten van de Mens)
- Atheïst staat wereldwijd bloot aan discriminatie of erger (Trouw)
- LHBTI’s, homofobie en homohaat (Amnesty International)