Tiendoornige stekelbaars
Tiendoornige stekelbaars Pungitius pungitius | |||
---|---|---|---|
Niet bedreigd | |||
Leefgebied | Benelux | ||
Leefomgeving | klein stilstaand of langszaamstromend water,vzoals sloten, kleine beken en poelen. | ||
Behoort tot de | Stekelbaarsachtigen (Gasterosteiformes), Zoetwatervissen, Beenvissen, Vissen | ||
|
De tiendoornige stekelbaars (Pungitius pungitius), is een zoetwatervissoort die behoort tot de Stekelbaarsachtigen (Gasterosteiformes) die in gematigde wateren leeft. Het is plaatselijk verspreid over Eurazië en Noord-Amerika. Ondanks de naam kan het aantal stekels variëren van 8 tot 12 stuks.
Het lichaam van de tiendoornige stekelbaars loopt taps toe tot een zeer smalle staartwortel en de staartvin is waaiervormig. Het lichaam is meer langwerpig dan dat van de driedoornige stekelbaars met een dunnere en langere staartwortel, maar de beste manier om deze twee soorten te onderscheiden is het aantal stekels voor de rugvin. Deze soort heeft geen schubben. De bek wijst naar boven bij deze soort. Het is over het algemeen grijsachtig of olijfbruin met zilverachtige zijkanten die onregelmatig gestreept of vlekkerig zijn met een donkerdere kleur. Tijdens het broedseizoen ontwikkelen de mannetjes een zwart gebied rond het bekken en worden de bekkenstekels wit. De ogen zijn donker met een gouden ring rond de pupillen.
De tiendoornige stekelbaars leeft in beekjes, meren, vijvers en rivieren en geeft de voorkeur aan dichte begroeing onder water, aangezien zijn kleine stekels niet veel bescherming bieden.
Tijdens het broedseizoen (april tot juli) bouwt het mannetje een nest opgehangen aan een stuk waterpest (plant), ongeveer 2,5 cm boven het de modder op de bodem. Het vrouwtje wordt aangetrokken door het mannetje en ze legt eieren in het nest, maar vertrekt dan en laat de ouderlijke zorg aan het mannetje over. Het mannetje bewaakt deze eieren en de jongen als ze uitkomen. Als ze dan hun ruggengraat hebben, jaagt hij ze weg zodat ze voor zichzelf gaan zorgen.