Tinwhistle
De tinwhistle, is een houtblazer van de Britse eilanden. Het werd in de 19e eeuw in Manchester (Engeland) uitgevonden door Robert Clarke en in zijn fabriek gemaakt van 1840 tot 1889. Het is een klein fluitje gemaakt van gerold blik of messing, aluminium, hout, plastic of ander materiaal. Het heeft zes vingergaten, die drie aan drie staan. Het heeft een vergelijkbaar mondstuk als de blokfluit. Vroeger was dat van lood, maar dat is giftig. Tegenwoordig worden de mondstukken van plastic gemaakt. Het is mogelijk om meerdere, of zelfs alle toonsoorten op 1 fluit te spelen, o.a. door de gaatjes half te bedekken met de vingers. Dit wordt echter onpraktisch wanneer de bespeelde toonsoort teveel afwijkt van de toonsoort van de fluit. Daarom worden er tinwhistles in verschillende toonsoorten gemaakt. De meest voorkomende tinwhistles zijn in de toonsoorten D en G, gevolgd door fluitjes in C en F, en dan B ♭ (Bes) en E ♭ (Es). De D-fluit is verreweg de meest gebruikte keuze voor Ierse en Schotse muziek.
Het instrument wordt ook wel pennywhistle genoemd vanwege de lage prijs; in Nederland zeggen ze: een fluitje van een cent. Vanwege zijn betaalbaarheid was de blikken fluit een populair huishoudelijk instrument, net zo als de mondharmonica.
De "grote broer" van de tinwhistle is de lowwhistle. Deze fluit is net een maatje groter dan de tinwhistle. Beide zijn typisch Ierse en Folk-instrumenten (Keltische muziek) en werden in de jaren '60 van de twintigste eeuw weer populair, maar ze werden ook veel gebruikt in de traditionele muziek van Engeland, Schotland en Amerika.