Tegen
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Tegen kan - zoals zo vaak met dit soort woorden - zowel een voorzetsel als een bijwoord zijn. Het kan zelfs ook een zelfstandig naamwoord zijn.
Als voorzetsel: "De bezem staat tegen de kast". Bij voorzetsels zie je meestal iets dat verband houdt met een plaats: tegen de kast.
Als bijwoord: *Ik ben tegen dat voorstel". Bij bijwoorden zie je meestal iets dat verband houdt met een werkwoord: ergens tegen zijn.
Als zelfstandig naamwoord: "Alles heeft zijn voor en tegen".