Absolute waarde
In de wiskunde is de absolute waarde of modulus de waarde van een getal als het teken buiten beschouwing blijft. Dus als het getal positief is: dit getal zelf; als het negatief is, het positieve getal. Noemen we dit getal a, dan schrijven we |a|, waarbij a is omgeven door zogeheten modulusstreepjes. Door deze streepjes wordt a dus ontdaan van + of – tekens:
|3| = 3; |-3| = 3; |√2 – 5| = |-(-√2 + 5)| = 5 - √2 enzovoort.
De definitie luidt: |a| = a als a ≥ 0 en |a| = - a als a < 0. Of korter: |a| = √a².
Op school kun je er allerlei vraagstukken over tegenkomen, vaak in combinatie met vergelijkingen en ongelijkheden. Een voorbeeld. Los op:
|x| = |2x – 1|.
1ste oplossing. Door te kwadrateren verdwijnen de modulusstreepjes: (|a|) = (√a²}²:
x² = 4x² - 4x + 1; 3x² - 4x + 1 = 0; (x – 1)(3x – 1) = 0; x1 = 1; x2 = 1/3.
Vullen we de oplossingen in de oorspronkelijke vergelijking in om na te gaan of ze voldoen:
1 = 2 – 1; 1/3 = |- 1/3| = 1/3, in orde.
2de oplossing:
|x| = |2x – 1|.
Stel x = a en 2x – 1 = b, dan krijgen we
|a| = |b|; a²= b²; a² – b² = (a - b)(a + b) = 0; x – 2x + 1 = 0 met x = 1 en 3x = 1 met x = 1/3.
3de oplossing:
|x| = x als x ≥ 0, x = - x als x < 0. |2x – 1| = 2x – 1 als 2x – 1 ≥ 0, dus als x ≥ ½ en |2x – 1| = - 2x + 1 als 2x – 1 < 0, dus als x < ½.
Er zijn dus drie aansluitende gebieden, die onderzocht moeten worden: x < 0, 0 ≤ x < ½ en x ≥ ½.
x < 0. Dan is |x| = - x en |2x – 1| - 2x + 1, dus - x = - 2x + 1 met x = 1.
Maar deze voldoet niet aan x < 0.
0 ≤ x < ½. Hier is |x| x en |2x – 1| - 2x + 1, of x = - 2x + 1 met x = 1/3. Deze voldoet.
x ≥ ½. Nu is |x| = x en |2x – 1| = 2x – 1, zodat x = 2x – 1, - x = - 1, x = 1. We vinden weer x1 = 1 en x2 = 1/3.
Nog een voorbeeld. Los x op uit:
|½x² - 2x – 6| < ½x + 6
Oplossing:
|x² - 4x – 12| < x + 12 (x² - 4x – 12}² < (x + 12)² (x² - 4x – 12}² - (x + 12)² < 0 (x² - 4x – 12 + x + 12)( x² - 4x – 12 – x – 12) < 0 (x² - 3x)( x² - 5x – 24) < 0 x(x – 3)(x – 8)(x + 3) < 0
Bepaal de nulpunten door elke factor gelijk aan 0 te stellen, zet die in de juiste volgorde uit op een getallenlijn en bepaal de waarde van het product voor één interval. De waarde verandert steeds bij het passeren van een nulpunt:
pos. -3 neg. 0 pos. 3 neg. 8 pos. ------------|------------|------------|--------------|---------------
Het product is dus negatief tussen -3 en 0 en tussen 3 en 8. Oftewel – 3 < x < 0 en 3 < x < 8.
Nog een voorbeeld. Los x op uit:
|x + 1| + |x – 2| > |x + 3|.
Oplossing:
|x + 1| = x + 1 als x ≥ - 1; |x – 2| = x – 2 als x ≥ 2; |x + 3| = x + 3 als x ≥ - 3.
|x + 1| = - x - 1 als x < - 1; |x – 2| = - x + 2 als x < 2; |x + 3| = - x - 3 als x < - 3.
We onderscheiden dus de gebieden x < - 3, - 3 ≤ x < - 1, -1 ≤ x < 2 en x ≥ 2. Als x < -3:
- x – 1 – x + 2 > - x – 3, x < 4. Samen met de eis dus x < -3.
Als -3 ≤ x < - 1:
-x – 1 – x + 2 > x + 3; x < - 2/3 Samen met de eis dus -3 ≤ x < -1.
Als -1 ≤ x < 2:
x + 1 – x + 2 > x + 3 met x < 0. Samen met de eis: - 1 ≤ x < 0.
Als x ≥ 2:
x + 1 + x – 2 > x + 3, x > 4. Gezien de eis blijft dat zo.
De vier antwoorden tezamen:
x < 0 en x > 4.