Zien (zintuig)
Dit artikel is (gedeeltelijk) geschreven door Pabo-studenten van de MarnixAcademie en blijft in ieder geval staan tot de beoordeling is gegeven. |
Voor ons is het heel vanzelfsprekend dat wij kunnen zien. Sommigen met een bril, de ander met lenzen, maar we hebben zicht. Dit is niet voor iedereen zo vanzelfsprekend. Op deze pagina wordt wat verteld over de werking van het zintuig zicht en het wegvallen van dit zintuig.
Het ontvangen en verwerken van een prikkel
Ieder zintuig heeft een andere zintuigcel, ook wel receptoren genoemd. De zintuigcellen in je oog heten fotoreceptoren en zijn gevoelig voor licht. Licht is voor het oog een prikkel. Zo heeft iedere receptor een andere prikkel. Voor het oog betekend het, dat wanneer er licht op de fotoreceptoren valt, er een signaal naar de hersenen wordt gestuurd. In de hersenen wordt de informatie die het krijgt van de zintuigen verwerkt. Wanneer de prikkel verwerkt wordt kunnen de hersenen het lichaam aansturen om te reageren op de prikkel. Dit kan betekend dat de hersenen opdracht sturen naar bepaalde spieren om samen te trekken. Zo communiceren de zintuigen, hersenen en spieren non-stop met elkaar. Deze communicatie verloopt via zenuwen. Net als stoomdraden worden de signaaltjes in de zenuwen verwerkt door middel van elektriciteit. De signalen van de zintuigen naar de hersenen verlopen via zintuigzenuwen. De signalen van de hersenen naar de spieren verlopen via bewegingszenuwen. Sommige informatie van de zintuigen gaat niet naar de hersenen. Deze signalen worden gestopt ‘kortgesloten’ in het ruggenmerg. Hier gaat signaal direct over van een zintuigzenuw naar een bewegingszenuw. Er wordt dus direct door je spieren gereageerd op het signaal. Dit heet een reflex.
Pupilreflex
Ook het oog kent een reflex, het pupilreflex. Als er op het oog veel licht valt, wordt je pupil kleiner. Als er te weinig licht in het oog komt, wordt je pupil wordt juist groter. Het licht dat je oog binnen komt wordt in een bepaalde hoek gebroken. Op de afbeelding hiernaast kan je zien waar de onderdelen van het oog zich bevinden.
Eerder heb ik het gehad over fotoreceptoren. Dit waren de zintuigcellen van het oog, ze zitten in de gele vlek recht achter de pupil. In de blinde vlek zijn helemaal geen receptorcellen. Het oog heeft twee soorten fotoreceptoren: kegeltjes en staafjes. Met de kegeltjes zien we kleur. Met de staafjes zien we contrast: zwart, wit en grijstinten. Dat je scherp kan zien, komt door je ooglens. Die kan van vorm kan veranderen om scherp te kunnen stellen.
Het ontstaan van blind- en slechtziendheid
Sommige oogafwijkingen zijn al aanwezig bij de geboorte, anderen komen door het gevolg van een ongeluk of operatie. Het kan vele oorzaken hebben. Alle delen van het oog kunnen beperkt worden door een afwijking. Soms mankeert het oog zelf helemaal niet, maar functioneert de oogzenuw niet goed, of wordt zintuigelijke informatie niet goed verwerkt door de hersenen.
De gevolgen
Blind- of slechtziendheid heeft gevolgen op het kind. Er wordt hierbij aandacht gevraagd van leerkrachten en opvoeders. Met specifieke aandacht, en met professionele ondersteuning, kunnen kinderen een normaal leven leiden. Zo kunnen ze naar school gaan, studeren, werken, een relatie hebben en opgroeien tot een zelfstandig volwassene.
Wat zijn dan de gevolgen voor het kind? Wat gebeurt er dan met het oog?
Slechtziend of blind
Slechtziendheid komt vaker voor dan blindheid. Of je slechtziend bent, kan worden gemeten door 2 maten: de grote van je gezichtsveld en je gezichtsscherpte. Als je met een bril op of met lenzen in, een gezichtsscherpte hebt van 0,3 of kleiner, dan ben je slechtziend. Dit betekend dat een slechtziend iemand op een afstand van 30 meter of minder moet staan om hetzelfde te kunnen zien als iemand met een normale gezichtsscherpte op 100 meter afstand. Je kan ook slechtziend zijn als je gezichtsveld voortdurend storend wegvalt. Je bent blind als de gezichtsscherpte voor veraf van iemand minder dan 0,05 is.
De motorische ontwikkeling
De motorische ontwikkeling van blinde en slechtziende kinderen gaat langzamer dan die van kinderen die kunnen zien. Blinde en slechtziende kinderen compenseren het ontbreken van een visuele waarneming met verschillende aanpassingstechnieken, hierbij wordt gebruik gemaakt van de goed werkende zintuigen (ruiken, voelen, proeven, horen). Wanneer een kind 2 jaar oud is, zijn er bijna geen verschillen te zien op het gebied van vaardigheden als: zitten en staan. Wel is er verschil te zien op vaardigheden als: kruipen en lopen. Kinderen hebben geen visuele (zichtbare) motivatie om ergens op af te gaan. Ook weet het kind niet wat hij/zij zal tegenkomen onderweg en zal onzeker bewegen. Voor kinderen met een visuele beperking is het vooral lastig om taken uitvoeren die te maken hebben met balans en die om een snelle reactie vragen.
Gevolgen voor het volgen van onderwijs
Kinderen die slechtziend of blind zijn gaan steeds vaker naar een normale basisschool, waarbij iemand hen helpt in het onderwijs. De kerndoelen van het onderwijs zijn voor kinderen met een visuele beperking hetzelfde als voor kinderen die kunnen zien. Wel leren slechtziende- en blinde kinderen extra dingen:
- het lezen en schrijven met braille
- les in oriëntatie en goed gebruik maken van de andere zintuigen (ruiken, voelen, proeven, horen)
- ook krijgen zij een speciaal vak aangeboden: ADL (Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen).
Ook krijgen ze verschillende hulpmiddelen, zoals: brillen, vergrotingen en bijvoorbeeld speciale verlichting. Voor rekenen en wiskunde wordt er gebruik gemaakt van modellen, tekeningen en grafieken die je kan voelen. Voor blinde kinderen is een schrijfwijze ontwikkeld in braille. Het is voor blinde en slechtziende kinderen dus gewoon mogelijk om onderwijs te volgen!