Slavernij
Slavernij betekent dat een mens eigenaar is van een ander mens. Degene die het eigendom is van de ander wordt gedwongen om voor de eigenaar te zwaar werk te verrichten, tegen weinig of vaak zelfs helemaal geen loon. Zo iemand heet een slaaf en is lijfeigene van zijn bezitter. Zijn bezitter heet een planter. Hij is daar dus niet in dienst, heeft geen arbeidscontract en kan dus ook niet stoppen.
Slavernij is iets wat in de wereldgeschiedenis vaak terugkomt. De Grieken en Romeinen bijvoorbeeld hadden ze, maar ook lang daarvoor waren er al slaven.
De bekendste slavenhandel is de transatlantische slavenhandel. De West-Europeanen voerden toen (in de periode 1550-1800) duizenden Afrikanen in slavernij en voerden hen naar Amerika waar ze moesten werken op plantages. Dit systeem was in Europa geaccepteerd en er werd grof geld aan verdiend, zwarte mensen werden als minderwaardig gezien, alsof ze geen echte mensen waren. Rond 1850 begonnen de West-Europeanen in te zien dat de slaven slecht behandeld werden en ook gewoon mensen waren die in niks onderdeden voor hun blanke eigenaars. Land na land schaftte de slavernij af, zodat rond 1870 de slavernij in Amerika zo goed als verdwenen was. Toch bleven zwarte mensen nog lang tweederangs mensen, en sommige mensen vinden dat zwarte mensen nog steeds als minderwaardig worden behandeld.
Zie ook
Slavernij op de Nederlandse Antillen (Curaçao)van 1662 tot 1713
De Nederlanders hebben ongeveer 550.000 slaven in Afrika opgehaald en verkocht. De meeste slaven werden eerst vervoerd naar Curaçao. Curaçao was vooral voor het verhandelen van slaven. Ze werden in Curaçao opgevangen tot er een schip kwam om ze naar een ander land te brengen. Ook op Curaçao zelf waren slaven aan het werk op de plantages maar dit waren er aanzienlijk minder dan in bijvoorbeeld Suriname.
Slaven uit Afrika
De WIC (West-Indische compagnie) schepen voeren van Nederland naar de westkust van Afrika. Hier haalde Nederland de slaven vandaan. De slaven werden verkocht door bijvoorbeeld de stamhoofden of door hun eigen familie. Ze moesten in fort Elmina wachten tot er een WIC schip was om ze naar Curaçao te vervoeren. Het schip wachtte net zo lang totdat er genoeg slaven waren om mee te nemen. Een halfvol schip bracht niet genoeg op.
De reis van Afrika naar Curaçao
Ze werden met ongeveer 600 slaven tegelijk in ‘ de kelder’ van een schip gestopt en moesten daar, in het donker 2 maanden zien te overleven. Af en toe moesten ze even naar boven om frisse lucht te halen en te bewegen. De reis van ongeveer 2 maanden was zwaar voor de slaven, er waren veel ziekten en weinig eten en drinken. Er zijn veel slaven tijdens de reis gestorven.
De handel
Als de slaven aankwamen in Curaçao kregen ze eten en drinken om weer wat sterker te worden. Binnen 14 dagen werden de slaven geselecteerd en uit elkaar gehaald. Zo kwamen er 2 groepen: de gezonde slaven die sterk waren en dus goed konden werken en de zieke slaven die zwak waren en dus niet goed genoeg om te werken. De zieke slaven werden zo snel mogelijk verkocht, aan bijvoorbeeld rijke mensen in Curaçao zelf. Hoe gezonder een slaaf was hoe meer hij/zij opleverde.
De gezonde slaven moesten wachten op de schepen naar bijvoorbeeld Spanje. Dit kon wel 3 maanden duren. Ze moesten dan werken op de plantages totdat ze werden opgehaald. Sommige slaven werden in die 3 maanden nog ziek, dan werden ze ook verkocht op Curaçao zelf.
Plantages
Op Curaçao waren er plantages (stukken grond waar landbouw producten verbouwd werden), net als in bijvoorbeeld Suriname, alleen waren de plantages in Curaçao een stuk kleiner dan op andere plekken. Daarom waren er niet veel slaven nodig om op de plantages te werken. In Suriname waren er ongeveer 150 slaven op 1 plantage. In Curaçao waren het er ‘maar’ een handje vol en op de grotere plantages een paar handen vol. Dis heel veel minder dan op andere plekken. Op de plantages werden bijvoorbeeld bonen, komkommer en meloenen verbouwd, maar er werden ook dieren gehouden. De slaven deden dit niet alleen maar samen met bewoners van Curaçao. Dit was niet heel gewoon, op andere plekken werkten er alleen slaven op de plantages.
Maar het klassieke beeld van de slaaf met achter hem een bomba (een slaaf die was aangesteld als opzichter) met zweep in de hand, kwam in Curaçao bijna niet voor. Zeker niet als het over stadsslaven gaat, die halverwege de negentiende eeuw (+/- 1850) bijna de helft van alle slaven op Curaçao uitmaakten.
De stad
Stadsslaven woonden en werkten in de stad als ambachtsman, huisbediende of sjouwer. Vaak verdienden ze zelf een inkomen, waarvan ze een vast bedrag per week aan hun eigenaar betaalden. Of ze ontvingen van hun eigenaar een (klein) salaris.
Vrijheid
Of een slaaf nou veel of weinig salaris verdiende, en hoe goed hij het soms met zijn eigenaar kon vinden, echt vrij was een slaaf nooit. De eigenaar was altijd de baas over de slaaf. Maar… slaven konden, als ze genoeg geld gespaard hadden, zichzelf vrij kopen. Ze betaalden hun eigenaar een groot bedrag om vrij te kunnen leven. Soms werden slaven vrijgelaten door trouw dienst, dit was vaak als ze het heel goed konden vinden met hun eigenaar. Of ze werden volledig vrij als hun eigenaar dood ging. Ook kon een vrouwelijke slaaf vrij worden door te trouwen met een rijke Curaçaoër. Dit was anders dan in ander gebieden waar slaven waren. De meeste slaven kregen helemaal geen salaris en konden nooit vrij leven.
Slavenopstand
Niet alle slaven werden ‘goed’ behandeld door hun eigenaar. Sommigen werden gestraft/ geslagen als ze hun werk niet goed deden en werden niet goed betaald. Daarom was er in 1795 een grote opstand (de slaven wilden niet meer luisteren naar hun eigenaren). Tula was de leider van deze opstand. Hij werd hierbij gedood.
Leiders van plantages en gronden mochten:
- slaven verbieden van sterke drank of melasse(zoetigheid), voor maximaal 14 dagen achter elkaar
- slaven vastmakenn aan een lichte ketting (‘boei’) tijdens dag of nacht voor niet meer dan 14 dagen
- slaven opsluiten voor niet meer dan 14 dagen tijdens de nacht of overdag
- zweepslagen uitdelen aan:
- mannen, niet meer dan 25 slagen
- vrouwen, maximaal 15 slagen
- jongens (14-15 jaar.) 15 slagen
- meisjes (14-15 jaar.) 10 slagen
- jongeren onder de 14 jaar – de gezagvoerders mogen toezien op ‘vaderlijke tucht’
- Maar de leiders mochten de zwangere vrouwen niet straffen.