Viool
De viool is een snaarinstrument met vier snaren.
De klank wordt voortgebracht door de snaren in trilling te brengen met een strijkstok. De snaren hebben van laag naar hoog de noten G,D,A en E (sol, re, la en mi). De houten klankkast versterkt het geluid van de trillende snaren. De viool wordt bespeeld door het instrument tussen kin en schouder te zetten. Met de vingers van de linkerhand drukt hij de snaren af tegen de ebbenhouten toets. Zo verkort hij de snaar te (en klinkt hij dus hoger).
De viool heeft 4 stemkoppen bij de krul zitten. Hiermee kan je de stemmen. De snaar zit hieromheen gewikkeld en door te draaien kan je de strak trekken en zo hoger laten klinken. In de klankkast zitten twee f-gaten. Hieruit komt het geluid.
De viool wordt bespeeld door een violist(e).
De geschiedenis van de viool
Wie de 1ste viool heeft uitgevonden, dat weten we nog niet.
Het moet een Italiaan geweest zijn, het was in ieder geval best wel lang geleden.
In de middeleeuwen bestonden er al snaarinstrumenten. Sommigen werden getokkeld, tokkelen dat is: bij een gitaar dan maak je met je vingers het geluid, en dat heet tokkelen. Andere werden gestreken, zoals de viool. Op dit plaatje zie je de strijkstokken in verschillende periodes. (1620, 1640, 1660, 1700 en 1790, ) De vioolbouwers wilden niet alleen dat hun violen er mooi uit zagen, ze wilden ook een heel mooie toon hebben, die niet snel kapot zou gaan. De eerste echte violen werden ongeveer in 1550 gebouwd in het Italiaanse vioolcentrum Brescia en Cremona. In Cremona werkte de beroemde vioolbouwer Andrea Amati, die leefde van het jaar 1535 tot en met het jaar 1610. Andrea Amati had erg veel talent voor het oplossen van klankproblemen. Zijn vorm van de viool kwam al dicht bij de vorm van de viool die we nu kennen. Die vioolvorm die we nu kennen heeft Antonio Stradivari gemaakt en ontworpen.
Hoe de viool gemaakt wordt
Voor het bouwen van de viool heb je meer dan 70 onderdelen nodig. En er worden verschillende soorten hout voor gebruikt. Voor het bovenblad wordt vuurhout gebuikt, dat is het hout van de fijnspar. Ze gebruiken het voor het bovenblad omdat het redelijk zacht hout is. Het achterblad wordt gemaakt van esdoornhout, dat is hard hout. De lak wordt meestal zelfgemaakt door vioolbouwers. Een viool zonder lak noem je een viool in het wit. Nauwkeurigheid is superbelangrijk bij het bouwen van de viool.
De stok van de strijkstok wordt met de hand gesneden en boven aan de strijkstok wordt het met een vlam het goede model gebogen. De haren zijn pan een paardenstaart gemaakt en de paardenharen zitten met kleine houten vierkantjes, onder en boven de stok vastgemaakt.
De onderdelen van de viool
Bij de viool heb veel onderdelen.
De snaren: een viool heeft 4 snaren, allemaal even lang, maar allemaal een andere dikte. Hoe dunner de snaar, hoe hoger hij klinkt. Je hebt de E-, A-, D-, en de G snaar. De kam: de kam staat los van de viool, de snaren zijn zó strak gespannen dat de kam blijft staan. De kam staat met 2 voetjes op het bovenblad van de viool. Het staartstuk: het staartstuk houdt de snaren stevig vast. De sleutels: als je deze sleutels naar achter of naar voren draait, wordt de snaar slapper of juist strakker gespannen. De violisten stemmen hier hun viool mee. Fijnstemmer: met de fijnstemmers kan je de snaar erg nauwkeurig zuiver maken, nog veel nauwkeuriger dan de sleutels. F-gaten: de F-gaten zorgen ervoor dat het bovenblad van de viool makkelijker kan trillen, waardoor de lucht in trilling wordt gebracht en dat brengt het geluid voort. Het wordt zo genoemd omdat ze de vorm van een F hebben. De hals, de krul, de schroevenkast en het kielhoutje. De toets: door de snaren op verschillende plaatsen tegen de toets te drukken kan je heel veel tonen spelen. Kinhouder: vroeger hadden ze nog geen kinhouder die is later pas uitgevonden, het is een steun voor de kin. Strijkstok: de paardenharen van de strijkstok worden gespannen met een schroef aan de slof, je kan de schroef ook los draaien, dat doe je wanneer je de stok niet meer gebruikt.