Pet
Een pet is een hoofddeksel. Vroeger droegen de 'betere kringen' buiten een hoed, en degenen die het minder getroffen hadden in de maatschappij, arbeiders, een pet (vandaar de uitdrukking Jan-met-de-pet voor deze beroepsgroep). Ook jongens droegen een pet en het was zelfs zo, als je geen pet droeg, dan viel dat op. "Jongen, waar is je pet?" vroeg een passerend heer aan zo'n jongen. "In het water gewaaid meneer!" huilde die jongen dan. De heer zag al gauw wat een armoedig ventje dat was. "Ach, kerel, da's nou spijtig. Hier, een gulden, en koop jij maar bliksemsnel een nieuwe pet, anders vat je nog kou!". Ja, zo ging dat vroeger. De beroemde schrijver C. Joh. Kieviet heeft er zelfs een verhaal over geschreven: "Het afdankertje" in "Vroolijke Vertellingen" (1909).
Daarna, sinds de Jaren 30 van de vorige eeuw, volgde het pettenloze tijdperk maar sinds de Jaren 90 werd het, voor jongens althans, weer mode om een petje te dragen. Een baseballpetje meestal, dat sommigen zelfs gewoon op hielden als ze op school in de klas zaten. En geloof het of niet, maar sommige onderwijzers stonden dat nog toe ook. Die waren bang dat ze anders voor ouderwets en bekrompen werden aangezien.
Ook heb je nog de uniformpet van een militair of een politieagent. Die heeft niet zozeer de bedoeling de bovenzijde van het hoofd warm te houden, maar is een onderdeel van het uniform, net als de koppelriem, de halfhoge glimmende leren laarzen enzovoort, en verleent je dus een zekere status. Natuurlijk houd je binnen zo'n pet niet op. Zit je eenmaal, dan leg je die pet - want zo hoort dat - met de opening naar boven onder je stoel.
Dit artikel is een beginnetje. Je wordt uitgenodigd op bewerk te klikken om dit artikel aan te vullen.
Meer informatie over dit onderwerp vind je hier: |
Dit artikel is een beginnetje.
|