Tekststructuur
Versie door Gerarddummer (overleg | bijdragen) op 4 mrt 2012 om 13:53
De tekststructuur maakt duidelijk hoe een tekst in elkaar steekt. Er zijn verschillende tekststructuur:
- opsomming
- middel-doel
- probleem-oplossing
- oorzaak-gevolg
- overeenkomst-verschil
- vraag-antwoord
Elke tekststructuur maakt gebruik van signaalwoorden. Dat zijn woorden die er voor zorgen dat je weet met wat voor soort tekst je te maken hebt. Hieronder staat per tekststructuur een voorbeeld. De signaalwoorden zijn vetgedrukt.
Voorbeeld van tekststructuur met opsomming
We hebben vandaag nog veel te doen. Eerst gaan we naar de supermarkt. Daarna gaan we lunchen in de stad. Tot slot gaan we nog nieuwe kleren kopen.
Voorbeeld van tekststructuur met middel-doel
We willen vanmiddag naar de stad. Om daar te komen gaan we met de trein.
Door middel van de auto zijn we snel in de stad.
Voorbeeld van tekststructuur met probleem-oplossing
Als je naar de stad wilt gaan, is het probleem dat je dat alleen met de auto kunt doen. Er rijden geen bussen en fietsen is te ver. Een oplossing zou zijn als er kleine busjes zouden gaan rijden.
Voorbeeld van tekststructuur met oorzaak-gevolg
Doordat er te weinig mensen gebruik maken van de bus, rijden er sinds dit jaar geen bussen meer naar de stad.
Voorbeeld van tekststructuur met overeenkomst-verschil
De trein is net zo snel als de auto als je naar de stad toe gaat. De bus daarentegen doet er langer over.
Voorbeeld van tekststructuur met vraag en antwoord
Op welke manieren kun je naar de stad toe gaan? Er zijn verschillende manieren waarop je dat kunt doen. Je kunt met de bus, de trein en de auto. Conclusie: er zijn drie manieren waarop je naar de stad kunt gaan.