Fossiel
Fossielen zijn overblijfselen van dieren, planten of sporen hiervan. Deze zijn door de jaren heen bewaard gebleven. Een plant, dier of afdruk is pas een fossiel als het op een natuurlijke manier is ontstaan en niet neergelegd is of gemaakt is door mensen. Een fossiel zit altijd in gesteente of in laagjes afgesleten materiaal (grind, klei, zand) wat, door de jaren heen, tegen elkaar gedrukt is (sediment)("Sediment", z.j.)
Het woord fossiel komt van het Latijnse woord fossilis wat letterlijk "verkregen door graven" betekent ("Fossil", z.j.).
Een versteende pootafdruk van een sabeltandtijger of een blad van een oerboom zijn voorbeelden van fossielen.
Hoe ontstaat een fossiel?
Niet alle dieren en planten die dood gaan worden ook fossielen. Veel dode planten en dieren worden opgegeten door andere dieren of ze rotten weg zonder dat er ook maar iets over blijft. De sporen raken vaak vervaagd door bijvoorbeeld de wind of het water wat er overheen komt. Denk maar aan jou voetstappen in het zand, deze gaan ook weg wanneer de zee er overheen komt. Fossielen ontstaan dus alleen wanneer alles goed gaat. Fossielen ontstaan onder speciale omstandigheden:
- 1. Snel afdekken van overblijfselen. De resten moeten snel bedenkt worden onder bijvoorbeeld een laag zand, modder of klei. Die laag voorkomt dat het dode dier wordt opgegeten. Ook kan er door de klei of het zand minder tot geen zuurstof meer bij het dode dier komen. Zuurstof zorgt er voor dat planten en dieren snel wegrotten of verteren.Op deze manier kunnen er geen dieren bij om het op te eten. Hoe langer het blijft liggen hoe meer kans dat de resten verstenen en dat er een fossiel ontstaat. Dit verstenen gebeurt doordat het bot langzaam veranderd in steen. Hier gaan wel duizenden jaren overheen.
- 2. Hoge druk bewaren over duizenden jaren. Wanneer er veel lagen zand of ijs op het fossiel komen te liggen ontstaat er veel druk. Hierdoor kan een fossiel gevormd worden.
- 3. In contact brengen met hoge temperaturen. Door de hoge temperatuur wordt het zand vanzelf een steen en het fossiel versteend ook(Taylor & Natural History Museum, Londen, 1999).
Je kan een fossiel op twee manieren terug vinden:
- De resten of afdrukken kunnen als een soort stempel zijn achtergebleven in een steen.
- Daarnaast kan een fossiel ontstaan doordat het overblijfsel daadwerkelijk versteent. Het fossiel neemt dan dezelfde vorm aan als het voorwerp dat het ooit was (Taylor & Natural History Museum, Londen, 1999).
Meestal worden alleen de harde delen van een organisme een fossiel, zoals een skelet. Fossielen van zachte delen, zoals organen, zijn veel zeldzamer. Dit komt doordat de zachte delen eerder wegrotten als de harde delen. Dit wegrotten noem je verteren.
Fossielen van landdieren zijn zeldzamer dan fossielen van waterdieren. Dit komt omdat als een dier in het water sterft het naar de bodem zakt en hier bedolven wordt onder vele lagen andere doden dieren en zand. Ga maar eens met je voeten in het zand staan en zie hoe snel het water er voor zorgt dat je in het zand wegzakt. Dit gebeurt ook met dode dieren. In het water is minder zuurstof dan in de lucht. Diertjes die zorgen voor het verteren van andere dode dieren leven vaak op zuurstof. Om die reden rotten dieren onder water langzamer weg dan boven water. Fossielen van landdieren zijn veel zeldzamer doordat het langer duurt voor ze bedolven zijn onder bijvoorbeeld zand of klei("Sediment", z.j.).
Gidsfossielen
Als je ergens een fossiele schelp vindt, kan dat erop wijzen dat er daar ooit een zee was. Hoe groot die zee was kun je ook te weten komen. Dan moet je kijken of je nog meer fossiele schelpen vindt. Op die manier “vertellen” fossielen ons hoe de aarde er vroeger uitzag. Zulke fossielen noemen we gidsfossielen. Belangrijke gidsfossielen zijn Trilobieten. De trilobieten zijn namelijk op een bepaald moment uitgestorven. In jongere aardlagen zijn geen trilobieten meer te vinden. Als er trilobiet wordt gevonden geeft dit aan dat de aardlaag die aangetroffen is, minstens zo oud is als de leeftijd van de trilobieten. De dieren en planten die in dezelfde laag als de trilobieten worden gevonden, daarvan kunnen we zeggen dat ze uit de tijd van de trilobieten komen of ouder zijn (Schutten, 2013).
Paleontologie
De studie naar fossielen heet paleontologie. Deze studie naar fossielen begon ongeveer 300 jaar geleden. Iemand die deze fossielen bestudeerd heet een paleontoloog. Een paleontoloog kan achterhalen hoe oud een fossiel is, wat het at en hoe het er ongeveer uit heeft gezien. Mensen die deze wetenschap beoefenen, onderzoeken dus het verleden met fossielen die ze vinden. Dankzij hen weten we veel over de dieren en planten uit de prehistorie. In het bijzonder het bestaan van de dinosaurus. We weten ook dat de dinosaurus 16,5 miljoen jaar geleden is uitgestorven. Dit weten we doordat er geen fossielen zijn gevonden jonger dan 16,5 miljoen jaar oud (Het klokhuis, 2008).
Let op: Een paleontoloog is iets anders dan een archeoloog. Een paleontoloog bestudeert resten die op een natuurlijke manier ergens terecht zijn gekomen. Het gaat dan over botten van dieren die dood zijn gegaan of een pootafdruk van een sabeltandtijger. Een archeoloog bestudeerd de resten van leven op aarde en ook het leven van mensen. Een pijl uit de oertijd bestuderen is het werk van een archeoloog en de botten van een schildpad uit de oertijd bestuderen is het werk va een palentotoloog(Naturalis et al., z.j.).
Opgravingen
Paleontologen (mensen die dingen onderzoeken van vroeger) zoeken en graven fossielen op. Dankzij hen weten we veel over het dieren en plantenrijk uit de prehistorie. We weten bijvoorbeeld door fossiele mest wat de dieren aten. Jammer genoeg kunnen we aan de hand van fossielen niet zien wat voor geluid de dieren maakten en welke kleur de planten en dieren uit de prehistorie hadden. Het kan dus best zo zijn dat een dinosaurus kakelde als een kip. Het geluid en de kleur hebben onderzoekers vergeleken met dieren die op een pre-historisch dier lijken. Zo heeft de dinosaurus bijvoorbeeld de kleur die lijkt op die van een krokodil (klokhuis, 2008).
Fossielen zoeken en prepareren
Het schoonmaken van een fossiel noem je prepareren. Het gereedschap dat je nodig hebt om fossielen schoon te maken, verschilt van plek tot plek. Sommige fossielen zitten in los materiaal. Het enige wat je dan nodig hebt zijn goede ogen. In andere gevallen heb je gereedschap nodig om fossielen te vinden. Om fossielen te zoeken in gesteenten heb je een hamer en een beitel nodig. Speciale geologenhamers bestaan er in 2 soorten. Je hebt ze met een punt of met een platte achterkant. Voor hele harde gesteenten is het verstandig om een vuisthamer of moker mee te nemen. Sommige mensen gebruiken zelfs breekijzers of pikhouwelen. Als je een fossiel hebt uitgehakt, dan moet je het fossiel goed verpakken voor het vervoer. Voor kleine fossielen zijn gripzakjes goed. Grotere fossielen kun je het best inpakken in kranten. Voor zachte lagen heb je niets aan een hamer of een beitel. Hier kun je beter een zeef een graafwerktuigen voor gebruiken. Dit geld onder andere voor haaientanden. Om zand uit te graven is een schep en een zeef handig om mee te nemen. Ook is het handig om een krabber of een harkje mee te nemen om grindlagen los te maken.
Fossielen krijg je vaak te zien wanneer de laag waaronder de fossiel jaren heeft gelegen, weg slijt. Dit slijten van de bodem noem je bodemerosie. Door wind, water en het smelten van ijs kan een fossiel zichtbaar worden. Andere fossielen worden juist zichtbaar als je gaat zoeken in de lagen van de aarde (Schutten, 2013).
Fossiele planten
Fossiele planten zijn overblijfselen van planten en bomen. Vaak zijn dit delen van de planten of bomen. Fossielen van planten worden meestal gevonden tijdens overstromingen. Stenen bomen ontstaan doordat het hout wordt omgezet in het mineraal: kwarts.
Levende fossielen
Levende fossielen zijn heel zeldzame dieren en planten die bijna helemaal hetzelfde zijn als de gevonden fossielen van miljoenen jaren geleden. Voorbeelden hiervan zijn de paardenstaarten,
apen verdriet en slithoren.
Coelacanth. -> een van de beroemdste nog levende fossielen, een dier met een opvallende drielobbige staart en vinnen als armen. Hiernaast zie je een nagemaakte van klei (Taylor & Natural History Museum, Londen, 1999).
Fossielen in Nederland
Je kan ook fossielen in Nederland vinden. Je kan bijvoorbeeld haaientanden vinden aan het strand. Hier heb ik een paar plaatsen:
Miljoenen jaren geleden lag een groot deel van Nederland onder water. In dit water leefde veel verschillende zeedieren waaronder ook zeewormen. Wanneer deze kleine diertjes dood gingen zonken ze naar de boden. Zolang er water was gebeurde dit. In die miljoenen jaren dat dit deel van Nederland onder water stond vond dit plaats. Er vormde dus een dikke laag van dode diertjes en schelpen. Onder druk van klei en zand wat door de rivieren werd meegevoerd verpulverde de schelpen en ontstond er een compacte en massieven massa genaamd kalksteen (ook wel mergel genoemd). Eigenlijk is deze laag 1 groot fossiel. Waar je deze laag kalksteen bijvoorbeeld erg goed kan zien is in Limburg. Hier zit de Kunrade Steengroeve. Het kalksteen wordt gebruikt voor het maken van cement en ook worden er grote blokken uitgezaagd voor de bouw van huizen. Daarnaast kan je hier zelf ook op zoek naar fossielen. Paleontologen doen hier ook onderzoek naar deze kalksteen laag ("Kalksteengroeve", z.j.).
Soorten fossielen
Je hebt heel veel soorten fossielen. Ik vertel wat over de meest voorkomende fossielen.
Barnsteen
Een barnsteen, wordt ook wel eens amber genoemd, is fossiele hars van naaldbomen.
Het woord barnsteen komt van brand, omdat het kan branden.
Soms zijn er in de hars insecten of planten delen gevangen, die daardoor heel goed bewaard zijn gebleven.
Een barnsteen is heel licht. Als je het zachtjes tegen je tanden tikt, klinkt het alsof het plastic is barnsteen is meestal gelig van kleur.
.
.
.
.
Ammoniet
Een ammoniet is een schelp van een uitgestorven inktvisachtige.
De naam komt van de Egyptische god Ammon.
De grootte van de ammonieten verschilt van minder dan een centimeter tot meer dan 2,5 meter doorsnede. De nautilus is hun nakomeling. Ammonieten kan je veel vinden in Frankrijk.
.
.
.
.
.
.
.
Haaientand
Fossiele haaientanden zijn vaak zwart of grijs.
Een haai heeft een kaak die in de loop van de tijd draait, en steeds weer nieuwe tanden maakt.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
Trilobiet
Trilobieten zijn eigenlijk reuze pissebedden. Het zijn de oudste bekende dieren met ogen.
De trilobieten stierven weer uit ver voor de dinosauriërs.
Een trilobiet heeft in de lengte drie delen; het kopschild, het lijf en de staartschild.
.
.
.
Versteend hout
Versteend hout is een versteende boom. Als er een boom omvalt, dan gaan de mineralen aan de slag. In elke steen zitten mineralen.
Deze bepalen kleur, grote en soort.
Deze mineralen komen in de boom en nemen de boom over.
Dan voegen de mineralen zich samen.
De boom bestaat dan dus uit mineralen en is dan steen.
Vaak wordt het zo mooi versteend dat zelfs de jaarringen zichtbaar zijn!
.
.
Neuropteris
Neuropteris is een fossiele varen (Schutten, 2013).
.
.
.
.
.
.
.
.
.
Tijdmachine
De aarde bestaat al miljoenen jaren. De tijd waarin er mensen op aarde leven is maar een heel klein gedeelte van het totale bestaan van de aarde. Nederland kreeg de vorm waarin hij nu is pas een paar duizend jaar geleden. Dat betekent dat er in die miljoenen jaren enorm veel is veranderd. Door letterlijk in de aarde te kijken, kun je terug in de tijd kijken. Een voorbeeld daarvan is terug te vinden in gebieden waar duizenden of zelfs miljoenen jaren geleden water te vinden was. Een vis ging dood, zonk naar de bodem en er kwam zand overheen. Doordat er geen lucht meer bijkwam, ging de vis niet verloren. In de duizenden, soms miljoenen jaren daarna gebeurde dat over en over. Door verschuivingen van aardplaten verdween het water en kwam de bodem steeds meer naar boven. Daarom kun je op sommige bergen fossielen visjes vinden.
Dalle aux Ammonites
Het gebergte rond de Franse stad Digne-les-Bains was miljoenen jaren geleden nog een oceaanbodem. Als je daar nu door de bergen rijd kun je in het gesteente aan de kant van de weg oeroude schelpjes en fossielen van waterdieren vinden. Het beroemdste voorbeeld daarvan is Dalle aux Ammonites, een grote rotswand met daarin duizenden ammonieten. in iedere steenlaag kun je weer andere fossielen tegenkomen. Soms zijn dat stukjes plant, insecten of diertjes. Als je dus heel diep zou graven, zou je het fossiel van een oervis tegen kunnen. In de aardlagen daarbovenop zou je weer andere fossielen van vissen tegen kunnen komen. Zo kunnen wetenschappers onderzoeken hoe bepaalde soorten zich in miljoenen jaren hebben ontwikkeld of wanneer ze zijn uitgestorven. Wetenschappers kunnen aan de hand van de verschillende fossielen in de verschillende aardlagen dus een goed beeld krijgen van hoe de aarde er vroeger uitzag. Eigenlijk is het graven in de grond een dus kijken in een tijdmachine.
Fossiele brandstoffen
In miljoenen jaren ontstaan uit resten van planten steenkool dit gebeurde als volg. De planten groeide in drassige gebieden. Na de dood begonnen ze te rotten en werden ze begraven onder nieuwe lagen dode planten en later zand. Na miljoenen jaren verdween al het water uit die laag en dikte het. Dit noem je steenkool. Olie en steenkool worden fossiele brandstoffen genoemd omdat ze zijn ontstaan uit oude microscopische kleine diertjes en plantjes. Als we ze verbranden komt de energie vrij. Aardolie is een fossiele brandstof waarvan veel producten worden gemaakt, zoals benzine en dieselolie. Fabrieken en vervoermiddelen werken op steenkool, gas en olie. Steenkool is ontstaan uit fossielenplanten, gas en olie uit fossiele zeewezens. De mensen gebruiken heel veel fossiele brandstoffen. Niet alleen als energiebron, maar ook om bijvoorbeeld plastic te maken.
Weetjes over fossielen
Wist je dat:
- Er in Mexico zelfs een helemaal versteend bos gevonden is.
- Fossiel is in het Latijn :’ Fodere ’
- De grootste ammoniet die ooit gevonden is heeft een doorsnee van 2,5 meter.
- De haai krijgt tijdens zijn leven wel 10.000 tanden. Tanden verteren moeilijk daardoor zijn fossiele haaientanden vaak terug te vinden.
- Je muis die je in de tuin begraven hebt, geen fossiel kan worden. Dat komt omdat jij hem verstopt hebt onder de aarde en dit niet op een natuurlijke manier is gedaan. Het opgraven is meer iets voor een archeoloog. Daarom is een mummie ook geen fossiel (Ervynck, 2009) .
- Een hele oude vrouw soms ook fossiel genoemd wordt.
- De oudst bekende fossielen zijn resten van eencellige organismen van ca. 3,4 miljard jaar oud (Taylor & Natural History Museum, Londen, 1999).
Bronnen
- Ervynck, A. (2009, 8 december). Vanaf wanneer wordt iets 'een fossiel' genoemd? Zijn schelpen op het strand ook al fossielen? [Blogreactie]. Geraadpleegd van https://www.ikhebeenvraag.be/vraag/13659/Vanaf-wanneer-wordt-iets-een-fossiel-genoemd-Zijn-schelpen-op-het-strand-ook-al-fossielen
- Fossil. (z.j.). Geraadpleegd op 10 oktober 2017, van https://en.wikipedia.org/wiki/Fossil
- Het klokhuis. (2008, 3 juni). Dinosaurus [Video]. Geraadpleegd van https://schooltv.nl/video/het-klokhuis-dinosaurus/
- Kalksteengroeve. (z.j.). Geraadpleegd op 20 oktober 2017, van https://nl.wikipedia.org/wiki/Kalksteengroeve
- Naturalis, Steinkern, HONA, Kennislink, Trilobites Group, Werkgroep Fossielen Wageningen, & Paleobiologische Kring. (z.j.). Prepareren. Geraadpleegd van https://www.fossiel.net/information/article.php?id=82&/Prepareren.
- Naturalis, Steinkern, HONA, Kennislink, Trilobites Group, Werkgroep Fossielen Wageningen, & Paleobiologische Kring. (z.j.).. Paleontologie Geraadpleegd van https://www.fossiel.net/information/article.php?id=199&/
- Oxlade, C. (2015). Stenen en mineralen (Herz. ed.). Etten-Leur, Nederland: Corona.
- Schutten, J. P. (2013). Het raadsel van alles dat leeft; en de stinksokken van Jos Grootjes uit Driel (Herz. ed.). Gottemer, Nederland: Corona.
- Taylor, P. D., & Natural History Museum, Londen. (1999). Fosselen: Ontdek de geheimzinnige wereld van de fossielen hun oorsprong, ontstaan en bijzondere vormen (Herz. ed.). Houten, Nederland: Van Holkema & Warendorf.