Blindheid
Bij blindheid kun je niets zien. Meestal helpt een bril dan niet. Sommige mensen kunnen vanaf hun geboorte niks zien. Andere worden als ze ouder zijn blind of door een ongeluk. Als je blind bent kan je een blindengeleidenhond gebruiken.
Sommige mensen zijn blind (zij kunnen helemaal niks meer zien), andere mensen zijn slechtziend: zij kunnen nog een beetje kijken. Blinde mensen worden soms zo geboren, maar kunnen ook later in het leven blind zijn geworden. Blinde of slechtziende mensen krijgen in Nederland extra hulp. Zo zijn er speciale scholen in Nederland.
Het oog
Je ogen zijn twee bollen ongeveer even groot als pingpongballetjes, ze liggen in je oogkassen. Je oogkassen zijn twee holle gaten bovenin je gezicht.
Met het oog kunnen we zien, we noemen dat ‘het gezichtsvermogen’. In ons oog zitten irissen, dat zijn kleine rondjes om je pupil (een klein zwart gaatje in je oog). Irissen kunnen verschillende kleuren hebben, zoals; bruin, groen, blauw, grijs en deze kleuren met elkaar gemengd. Je pupillen worden kleiner als licht dichtbij is en groter als het licht veraf is.
Het licht komt via de pupil terecht op je netvlies (dat is een laag die het licht opvangt). Het netvlies bestaat uit miljoenen cellen. De cellen in je oog hebben 2 soorten vormen. De ene lijkt een beetje op kegels en de andere op staven. De staven zijn gevoelig voor zwart en wit. De kegels voor kleuren. Als dat licht op de cellen valt dan sturen die een signaal (een boodschap) door naar je oogzenuw. Dan stuurt de oogzenuw het signaal naar je hersenen. Je hersenen maken dan van die informatie een beeld.
Achter je bindvlies (de voorkant van je oog, achter je lens, waarmee je kijkt), zit je hoornvlies. Het hoornvlies bestaat uit 5 lagen. De buitenste laag is een 5-cellige laag. Daarachter zit een rekbare (dat betekent dat je hem uit kan rekken) laag, die wordt ook wel de laag van Bowman genoemd. Daaronder ligt de collageenlaag, die is het dikst. Die laag beschermt je tegen infecties (infecties zijn ontstekingen die je kunt krijgen). In die laag zitten ook infectie- bestrijdende cellen. Daaronder ligt het endothelium, dat maar één cel dik is. Die dunne laag zorgt dat je oog altijd een beetje nat blijft. De allerlaatste laag, het Descemet membraam, is elastisch.
Over je ogen zit je hoornvlies, dat is helemaal doorzichtig. Over je hoornvlies zit je ooglid. Als er te veel licht of water in je ogen komt of je een harde klap krijgt klappen je oogleden dicht. Je oogleden bieden een goede bescherming en houden onze ogen vochtig; anders drogen je ogen uit.
Helemaal aan het begin van je oogzenuw zit de ‘blinde vlek’. Doordat over de blinde vlek geen hoornvlies zit, kun je er niet mee zien.
Je hebt ook nog een gele vlek, dat is een belangrijke vlek op je netvlies, die ervoor zorgt dat we kleuren en details zien. Met al die lagen en vlekken zorgt ons oog ervoor dat we kunnen zien.
Blind
Als je blind bent, kan een bril niet meer helpen. Je bent volgens de definitie blind als je minder dan 5% ziet. De meeste ‘blinden’ zien wel nog het verschil tussen donker en licht. Slechts 1 op de 5 kinderen die “blind” zijn zien helemaal niks. De meeste blinden zien dus nog wel een héél klein beetje, al is het voor hen heel erg vaag. Ze leren met hun ‘blindheid’ om te gaan. Hun andere zintuigen leren ze vaak zó goed te gebruiken dat je niet gelooft dat ze blind zijn. Het is ook niet waar dat blinden niets hebben aan computer, televisie of gameboy en Nintendo DS. Ze kunnen soms zelfs héél goed met dat soort apparaten omgaan! Sommige computers kunnen aangepast worden met héél grote lettertypen en felle kleuren. Ook kunnen sommige computers spreken of hebben een brailleprinter.
Staar is de meest voorkomende oorzaak van blindheid. Meestal komt dit bij oudere mensen voor, maar ook kinderen kunnen het krijgen. Als je staar hebt, wordt je lens (de buitenkant) troebel. Het lijkt dan alsof je door een héél vieze, wazige bril heen kijkt. Dan kan ook een deel van je netvlies beschadigd zijn, dan kan je geen details meer zien. Maar je kunt natuurlijk ook blind geboren worden, of door een ongeluk blind worden. Als je niet meteen vanaf je geboorte blind bent en je voordat je blind werd oud genoeg was om beelden te herinneren, kan je nog wel in beelden dromen.
Brailleprinter
Ook hebben blinden op dingen die wij automatisch doen, oplossingen gevonden. Bijvoorbeeld met het eten, als je blind bent, hoe weet je dan welk eten waar op je bord ligt? Daarvoor gebruiken ze de klokmethode, je moet je dan voorstellen dat je bord een klok is. Dan vraagt de blinde; Waar liggen de erwtjes? Dan kun je als antwoord geven: op 3 uur tot half 5. Ook met de spullen in huis: ze leggen alles op één plek, onthouden dat héél goed en laten het daar meestal een heel lange tijd liggen, zodat ze altijd weten waar iets staat of ligt.
Als je als blinde op een gewone school zit, is dat wel lastig. Maar er zijn ook computers, die een braille rand hebben. De boeken die ‘ziende’ kinderen dan hebben, worden dan in braille over ‘geschreven’, de puntjes verschijnen dan onderaan de computer. En als kinderen plaatjes of filmpjes kijken hoort de blinde het geluid en het kan ook beschreven worden.
maar 1 op de 5 blinden ziet helemaal niks
Slechtziend
Als je slechtziend bent, kun je van veraf of dichtbij niet goed zien. Dan heb je een bril nodig. Als je veraf niet goed ziet, dan ben je bijziend. Zie je van dichtbij niet goed, dan ben je verziend. Dan krijg je vaak een bril. Een bril wordt precies op maat voor jouw ogen geslepen. Maar eerst moet je je ogen laten testen. Dat kan in het ziekenhuis (tot 12 jaar) of bij een opticien.
Beelden van zeer slechtzienden
Als de afwijkingen van je ogen meer dan 1 zijn, moet je een bril dragen. Je ogen zijn niet altijd precies 1, 2, 3, 4 of andere getallen. Er kan ook iets achter staan, dat kan wel alleen -,25 -,50 of -,75 zijn; bijv. 2,75.
Ook hebben je ogen meestal niet dezelfde sterkte. Vaak zit er een klein beetje verschil tussen. Dan hebben allebei je glazen een andere dikte, dat geeft niets, daar zie je niks van. Als je verziend bent, krijg je een bril met bolle glazen. Ben je bijziend, dan krijg je holle glazen. Dat komt omdat als je verziend bent, je ogen iets kleiner zijn dan ‘gewone’ ogen. Als je dan iets dichtbij ziet, valt dat beeld niet op je netvlies, maar verder. Als je bijziend bent, dan is je oog iets groter. Dan bereikt het beeld je netvlies niet; het stopt eerder.
Hulp voor blinden
Voor blinden mensen is de wereld soms behoorlijk eng en vreemd. Daarom zijn er zintuiglijke musea. Dat zijn musea met felle kleuren waar zeer slechtziende kinderen leren het beeld dat ze nog kunnen zien, beter te gebruiken.
Blinden moeten ook niet van iemand afhankelijk zijn; ze moeten leren met hun handicap omgaan. Er zijn voor blinden best veel uitvindingen gemaakt om het wat gemakkelijker te maken.
Bijvoorbeeld de schrijfwijze van blinden: blinden hebben hun eigen schrijfwijze: het ‘ brailleschrift’. Dat zijn allemaal kleine puntjes achter elkaar die letters, woorden en zinnen vormen. Dit schrift is uitgevonden door Louis Braille. Louis werd ongeveer 200 jaar geleden vlakbij Parijs geboren. Toen hij 3 was, stak hij zichzelf in zijn oog. Langzamerhand werd hij blind. Hij moest toen naar een blindenschool. Ze lazen reliëf. Louis kon wel lezen, maar niet schrijven. Op een dag kwam Charles Barbier op zijn school. Hij vertelde dat hij soms naar mensen geheime boodschappen moest sturen. Dan deed hij met streepjes en puntjes die een beetje uitstaken. Louis kwam op een idee om een schrift voor blinden te ontwerpen. Dat noemde men later het ‘Braille’-schrift. Nu is het voor blinden een stuk makkelijker om te lezen.
Ook zijn er computers met een braillerand. Als er tekst staat, dan wordt die ‘vertaald’ in braille. Onder het toetsenbord zit die rand, steeds veranderen de puntjes weer. Zo kunnen blinden dus ook computeren.
Maar er zijn ook alledaagse uitvindingen: weegschalen die praten, apparaatjes voor in je beker die piepen als de vloeistof bijna bij de rand is. Of pannen met een metalen schijf die gaat rammelen als iets kookt. En ook maatbekers met voelbare streepjes aan de binnenkant. En zelfs tasthorloges.
Er is ook een andere manier om te lezen, bijvoorbeeld een elektronische loep: een hele grote en ook dure computer. Door een brief onder het beeldscherm te doen, komt het veel groter op het scherm. Werken met een loep is makkelijk voor de slechtziende, maar moeilijk voor de blinde, omdat de blinde helemaal niet kan zien.
De geleidehond
Om blinden te helpen lopen, worden er blindengeleidehonden getraind. Blindengeleidehonden worden zo getraind dat zij de ‘ogen’ van hun blinde baas zijn. Maar een hond leert dat niet zomaar, en niet alle rassen kunnen dat. De rassen die het meest worden gebruikt zijn: de Labrador, de Golden Retriever, de Duitse herder of kruisingen van deze rassen. Die rassen zijn ijverig, zachtaardig en intelligent.
De training begint als de hond een pup is. De pup wordt in een pleeggezin gezet. Daar blijft hij een jaar. Daar leren ze hem zitten, liggen, pootjes geven enz. Maar ook leren met mensen omgaan en in drukke situaties iets weten te doen. Pleeggezinnen zijn heel gewone gezinnen, met ouders en kinderen
Na een jaar gaat de hond weer terug naar school. Die opleiding duurt 8 maanden. De hond wordt zo getraind dat de hond denkt dat hij 1 meter breed is en 2 meter hoog en leert om dingen heen te lopen. Zo kan hij zijn baasje veilig leiden. De hond leert dan meer commando’s zoals: brievenbus (de hond leidt de hond naar de brievenbus) of: zebra, de hond loopt naar het zebrapad. Tijdens een route moet een hond leren aan te geven wanneer er bijvoorbeeld stoepranden of zijstraten zijn.
Als de hond helemaal klaar is met de training, gaat hij naar een blind baasje. Dan is de training klaar. Met zijn blinde baasje loopt hij aan een tuig. Onder dat tuig zit een jasje van de KNGF (de Stichting Koninklijk Nederlands Geleidehonden Fonds) met dat jasje aan mag je de hond niet aaien, want dan raakt de hond afgeleid en kan de baas verongelukken.
Een bril en oogarts
Als je minder goed ziet ga je naar een oogarts. Oogartsen werken in het ziekenhuis. Die doet dan enkele testjes met je. Hij schijnt dan met een lampje in je oog; hij kijkt dan of je pupil goed klein en groot wordt. Je moet ook naar allemaal lettertjes en plaatjes kijken. Je moet dan zeggen wat je ziet. Dan zet de oogarts een grote rare bril op je neus. Steeds doet hij er glaasjes voor. Je moet dan zeggen of je beter of slechter ziet. Alle glaasjes hebben een sterkte: de een is 0,25 en de ander bijvoorbeeld 0,75. Aan het eind telt de oogarts alle glaasjes bij elkaar op en dan weet hij wat voor sterkte je hebt. Je krijgt ook oogdruppels, zodat de oogarts lang in je oog kan kijken. Met die druppels doen je ogen pijn als er veel en scherp licht in komt. Dan is het handig een zonnebril te hebben. Als de oogarts je sterkte weet, dan schrijft hij een recept. Daarop staat precies welke sterkte je hebt en of je bijziend of verziend bent.
Oogarts aan het werk
Als je de sterkte van je ogen weet ga je naar een opticien. Een opticien heeft een brillenwinkel en verkoopt monturen (brillen zonder glazen). Je kiest een bril uit. Die moet niet te groot of te klein zijn maar wel een tijdje mee kunnen. Hij kijkt ook hoe groot je hoofd is. Hij stelt ook een paar vragen: of je vaak drukke spelletjes doet (dan kan je beter kunststof glazen nemen, er komen dan minder snel krassen op). Als je een bril wil kopen die bij je past, let dan op wat voor haarkleur of kleur ogen je hebt.
Geschiedenis van de bril
Héél vroeger bestonden er geen brillen. Toen waren er leesstenen. Dat was glas, dat bol geslepen was. Om te lezen moest je de platte kant op de letters leggen. In 1280 werd in Italië de bril uitgevonden. Die bril werd met touwtjes aan je oren vastgemaakt. Toen heette een ‘bril’ nog geen bril. Dat noemde je toen: Lorgnetten en Monocles. Lorgnetten waren glazen op een stokje die je voor je ogen moest houden. Monocles waren glazen die je tussen je wang en wenkbrauw geklemd hield. Nu hebben we brillen. Er zijn ook lenzen, kleine rondje glaasje die je op je oog moet doen.
Informatie
Een bekend instituut is Bartimeus in Zeist. Het instituut heeft speciale voorlichting voor kinderen.