Zeeniveau
Het zeeniveau is het gemiddelde hoogte van de zeespiegels. De zeespiegel zegt hoe hoog de zee staat.
De zeespiegel is aan stijgen. Dit betekent dat het water van de zee hoger wordt.
De hoogte van de zee (zeespiegel) is afhankelijk van :
-de snelheid van de wind
-luchtdruk
-de temperatuur van het water
-het zoutgehalte van het water. CBS, PBL, Wageningen UR (2016)
Meten van de zeespiegel
De zeespiegel verandert altijd in hoogte, maar de afgelopen jaren gaat dit extra snel.
De zeespiegel stijgt niet overal even hoog, op sommige plekken kan de zee zelfs dalen.
Dit kun je goed zien op satellietbeelden van Nasa.
Een satelliet is een apparaat dat boven de aarde zweeft. De satellieten worden nog niet lang gebruikt. Daarom weten ze nog niet zeker of het wel goed wordt gemeten. De hoogte van de zee kunnen we niet alleen meten met satellieten, maar ook met boeien. De zee is heel diep. De zee wordt steeds kouder als je verder onderwater gaat. De boeien kunnen voelen hoe warm het is in het water en weten dan precies hoe diep ze zitten. Als de boei warm is, weet het dat het niet zo diep zit.
Of de zeespiegel sneller stijgt dan in de eeuwen hiervoor, is soms lastig te meten. Dit komt door een gebrek aan langdurige studies. Ook werd de zeespiegel niet overal op de wereld goed bijgehouden. Toch stellen wetenschappers (IPCC) en de Nederlandse overheid dat de zeespiegel sneller stijgt dan verwacht. Het IPCC, Intergovernmental Panel on Climate Change, voorspelt dat de zeespiegel de komende 100 jaar 3 tot 6 keer sneller gaat stijgen dan voorheen.
Oorzaken van de stijging
Het stijgen van de zeespiegel heeft meerdere oorzaken :
(1)Door de opwarming van de aarde smelt het ijs op het land. Dit ijs smelt en verandert in water. Dit water komt in de zee terecht. Denk hierbij aan het ijs van gletsjers, het ijs van Groenland en het ijs van Antarctica. Warrick, R. A., & Oerlemans, J. (1990).
Let op! Het smelten van zee-ijs heeft geen invloed op het toenemen van de zeespiegel. Het 1kg ijs in de zee neemt net zoveel ruimte in, als wanneer het zou zijn gesmolten naar 1 liter water.
(2)Door de warmte van de zon kan het water groter worden. Je noemt dit ook wel 'uitzetten'. Warm water neemt meer ruimte in dan koud water. Dit is de belangrijkste oorzaak voor het toenemen van de zeespiegel.
(3)In de grond zit water. Dit water wordt uit de grond gehaald en gebruikt voor bijvoorbeeld drinkwater. Dit water komt meestal niet meer in de grond terecht, maar in de zee.
(4)De zeespiegel kan ook stijgen door het wegzakken van het land. Bewegende aardplaten (tektoniek) of het inklinken van de bodem, kunnen er beiden voor zorgen dat het land lager om te liggen.
Gevolgen van een stijgende zeespiegel
Samen met België is Nederland misschien wel het meest kwetsbare land in Europa voor overstromingen ten gevolge van zeespiegelstijgingen. Zonder menselijk ingrijpen zouden grote delen van Nederland nu al overstroomd zijn. Zoals je kunt zien op de afbeelding.
Een overstroming, door een stijgende zeespiegel, kan de gevolgen hebben :
-Economische schade. Het kost de maatschappij veel geld om alles weer te herstellen.
-Er vallen slachtoffers
-Er ontstaat paniek in de maatschappij
-Er kan schade aan cultuur, natuur en landschap ontstaan.
Ministerie van Verkeer en Waterstaat. (2005)
Wat kan Nederland tegen de stijgende zeespiegel doen?
In Nederland hebben we duinen aan de kust en we bouwen dijken en keringen om het water tegen te gaan. Na de stormvloed van 1916 bouwden we de afsluitdijk. In 1953, na de watersnoodramp, bouwden we de deltawerken. We zijn beschermd, maar ook kwetsbaar.
Tegenwoordig hebben we te maken met een stijgende zeespiegel, terwijl de bodem van Nederland daalt.
-We verhogen, verbreden en verstevigen de dijken.
-Op sommige plekken geven we de rivieren de ruimte.
-Belangrijke gebieden en gebouwen worden extra goed beschermd.
-Teveel aan water wordt teruggepompt naar zee via de afsluitdijk.
Daarnaast kijken de waterschappen van Nederland of onze dijken goed beschermen tegen een eventuele overstroming. Zij onderzoeken wat de zwakke plekken zijn en hoe ze daar maatregelingen in kunnen nemen. Zij concluderen dat :
-De dijken zijn eerder te smal dan te laag.
-De kans op een dijkdoorbraak neemt toe, wanneer de lengte van de dijk toeneemt,
-De kans op het bezwijken van een dijk door piping hangt af van de samenstelling van de ondergrond. Bij piping stroomt er water via een zandlaag onder de dijk door.