Schaatsenrijder: verschil tussen versies
(→Voortbeweging: tekst beter gemaakt) |
|||
Regel 1: | Regel 1: | ||
− | De '''schaatsenrijder''' is een waterinsect. Hij is ongeveer |
+ | De '''schaatsenrijder''' is een waterinsect. Hij is ongeveer één cm groot. Zijn lichaam is erg dun. Hij heeft een bruinzwarte kleur. Hij heeft zes poten en enkele kleine vleugels. De midden- en achterpoten zijn langer dan het lichaam. De voorpoten zijn kort. Ze lopen langs het lichaam en buigen in een hoek naar buiten. Dit insect ademt door adembuizen in het lichaam. |
+ | |||
+ | De schaatsenrijder leeft het hele jaar door. Een schaatsenrijder is vaak te vinden op plassen, sloten of beekjes waar het water schoon is. |
||
==Voortbeweging== |
==Voortbeweging== |
||
− | Zoals de naam al aangeeft, beweegt de schaatsenrijder zich voort door te schaatsen op het wateroppervlak, met zijn vier poten. |
+ | Zoals de naam al aangeeft, beweegt de schaatsenrijder zich voort door te schaatsen op het wateroppervlak, met zijn vier poten. Als een schaatsenrijder wilt gaan bewegen worden de voorste twee poten opgetild. Deze poten worden alleen gebruikt om de prooi te vangen. De middelste poten zetten zich af tegen het water om vooruit te komen. De achterste twee poten worden gebruikt om te sturen. De schaatsenrijder kan zowel schaatsen, duiken, rennen en vliegen. Op het land gaat hij niet goed vooruit. |
+ | |||
− | De poten zijn als roeispanen. Hij gebruikt zijn achterste poten om te sturen en de middelste poten om te roeien. De schaatsenrijder kan zowel schaatsen, duiken, rennen en vliegen. Op het land gaat hij niet goed vooruit. |
||
+ | Een schaatsenrijder kan over het water heen bewegen zonder door het water te zakken. Dit komt door de '''oppervlaktespanning'''. Het water bestaat uit '''watermoleculen'''. Deze watermoleculen trekken elkaar sterk. Hierdoor ontstaan er een sterk vlies over het water. Deze vlies is zo sterk dat een schaatsenrijder hier overheen kan lopen |
||
+ | |||
+ | Maar dit is niet het enige waardoor het schaatsenrijder op het water kan blijven staan. Op de poten van het insect zitten kleine haartjes. Deze haartjes zijn dicht bij elkaar geplaatst. Op deze manier houden de haartjes kleine luchtbelletjes vast. Dit zorgt ervoor dat de poten niet door het water heen zakken, ze zijn waterafstotend. Als je goed naar een schaatsenrijder op het water kijkt, zie je dat de poten kleine duikjes maken op het water. |
||
==Voedsel== |
==Voedsel== |
||
− | Dit waterdier eet insecten |
+ | Dit waterdier eet insecten die zich op het wateroppervlak bevinden. Dit kunnen larven, vliegen of kevers zijn. |
+ | |||
+ | Schaatsenrijders kunnen door de beweging van water voelen waar er een insect op het water is gevallen. Als een insect op het water valt, ontstaan er '''trilling'''. De schaatsenrijder neemt deze trillingen waar. Ze vangen hun '''prooi''' met hun voorpoten. Als de prooi gevangen is, wordt het leeggezogen met de snuit. |
||
[[Categorie: Insecten]] |
[[Categorie: Insecten]] |
Versie van 16 okt 2020 07:56
De schaatsenrijder is een waterinsect. Hij is ongeveer één cm groot. Zijn lichaam is erg dun. Hij heeft een bruinzwarte kleur. Hij heeft zes poten en enkele kleine vleugels. De midden- en achterpoten zijn langer dan het lichaam. De voorpoten zijn kort. Ze lopen langs het lichaam en buigen in een hoek naar buiten. Dit insect ademt door adembuizen in het lichaam.
De schaatsenrijder leeft het hele jaar door. Een schaatsenrijder is vaak te vinden op plassen, sloten of beekjes waar het water schoon is.
Voortbeweging
Zoals de naam al aangeeft, beweegt de schaatsenrijder zich voort door te schaatsen op het wateroppervlak, met zijn vier poten. Als een schaatsenrijder wilt gaan bewegen worden de voorste twee poten opgetild. Deze poten worden alleen gebruikt om de prooi te vangen. De middelste poten zetten zich af tegen het water om vooruit te komen. De achterste twee poten worden gebruikt om te sturen. De schaatsenrijder kan zowel schaatsen, duiken, rennen en vliegen. Op het land gaat hij niet goed vooruit.
Een schaatsenrijder kan over het water heen bewegen zonder door het water te zakken. Dit komt door de oppervlaktespanning. Het water bestaat uit watermoleculen. Deze watermoleculen trekken elkaar sterk. Hierdoor ontstaan er een sterk vlies over het water. Deze vlies is zo sterk dat een schaatsenrijder hier overheen kan lopen
Maar dit is niet het enige waardoor het schaatsenrijder op het water kan blijven staan. Op de poten van het insect zitten kleine haartjes. Deze haartjes zijn dicht bij elkaar geplaatst. Op deze manier houden de haartjes kleine luchtbelletjes vast. Dit zorgt ervoor dat de poten niet door het water heen zakken, ze zijn waterafstotend. Als je goed naar een schaatsenrijder op het water kijkt, zie je dat de poten kleine duikjes maken op het water.
Voedsel
Dit waterdier eet insecten die zich op het wateroppervlak bevinden. Dit kunnen larven, vliegen of kevers zijn.
Schaatsenrijders kunnen door de beweging van water voelen waar er een insect op het water is gevallen. Als een insect op het water valt, ontstaan er trilling. De schaatsenrijder neemt deze trillingen waar. Ze vangen hun prooi met hun voorpoten. Als de prooi gevangen is, wordt het leeggezogen met de snuit.