Tekststructuur: verschil tussen versies

Uit Wikikids
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Regel 6: Regel 6:
 
* overeenkomst-verschil
 
* overeenkomst-verschil
 
* vraag-antwoord
 
* vraag-antwoord
  +
* toegevend
  +
* voorwaardelijk
   
 
Elke tekststructuur maakt gebruik van [[signaalwoord]]en. Dat zijn woorden die er voor zorgen dat je weet met wat voor soort tekst je te maken hebt. Hieronder staat per tekststructuur een voorbeeld. De signaalwoorden zijn vetgedrukt.
 
Elke tekststructuur maakt gebruik van [[signaalwoord]]en. Dat zijn woorden die er voor zorgen dat je weet met wat voor soort tekst je te maken hebt. Hieronder staat per tekststructuur een voorbeeld. De signaalwoorden zijn vetgedrukt.
Regel 30: Regel 32:
 
Op welke manieren kun je naar de stad toe gaan? Er zijn verschillende manieren waarop je dat kunt doen. Je kunt met de bus, de trein en de auto.
 
Op welke manieren kun je naar de stad toe gaan? Er zijn verschillende manieren waarop je dat kunt doen. Je kunt met de bus, de trein en de auto.
 
Conclusie: er zijn drie manieren waarop je naar de stad kunt gaan.
 
Conclusie: er zijn drie manieren waarop je naar de stad kunt gaan.
  +
  +
==Voorbeeld van een tekststructuur met een toegeving==
  +
'''Hoewel''' de auto en de trein het snelst zijn, reis je het gezelligst met de bus.
  +
  +
==Voorbeeld van een tekststructuur met een voorwaarde==
  +
'''Als''' we met de bus gaan dan wil ik wel dat we broodjes meenemen.
   
   

Versie van 4 mrt 2012 14:01

De tekststructuur maakt duidelijk hoe een tekst in elkaar steekt. Er zijn verschillende tekststructuur:

  • opsomming
  • middel-doel
  • probleem-oplossing
  • oorzaak-gevolg
  • overeenkomst-verschil
  • vraag-antwoord
  • toegevend
  • voorwaardelijk

Elke tekststructuur maakt gebruik van signaalwoorden. Dat zijn woorden die er voor zorgen dat je weet met wat voor soort tekst je te maken hebt. Hieronder staat per tekststructuur een voorbeeld. De signaalwoorden zijn vetgedrukt.

Voorbeeld van tekststructuur met opsomming

We hebben vandaag nog veel te doen. Eerst gaan we naar de supermarkt. Daarna gaan we lunchen in de stad. Tot slot gaan we nog nieuwe kleren kopen. 

Voorbeeld van tekststructuur met middel-doel

We willen vanmiddag naar de stad. Om daar te komen gaan we met de trein. 
Door middel van de auto zijn we snel in de stad. 

Voorbeeld van tekststructuur met probleem-oplossing

Als je naar de stad wilt gaan, is het probleem dat je dat alleen met de auto kunt doen. Er rijden geen bussen en fietsen is te ver. 
Een oplossing zou zijn als er kleine busjes zouden gaan rijden.  

Voorbeeld van tekststructuur met oorzaak-gevolg

Doordat er te weinig mensen gebruik maken van de bus, rijden er sinds dit jaar geen bussen meer naar de stad. 

Voorbeeld van tekststructuur met overeenkomst-verschil

De trein is net zo snel als de auto als je naar de stad toe gaat. De bus daarentegen doet er langer over. 

Voorbeeld van tekststructuur met vraag en antwoord

Op welke manieren kun je naar de stad toe gaan? Er zijn verschillende manieren waarop je dat kunt doen. Je kunt met de bus, de trein en de auto. 
Conclusie: er zijn drie manieren waarop je naar de stad kunt gaan.

Voorbeeld van een tekststructuur met een toegeving

Hoewel de auto en de trein het snelst zijn, reis je het gezelligst met de bus. 

Voorbeeld van een tekststructuur met een voorwaarde

Als we met de bus gaan dan wil ik wel dat we broodjes meenemen.

Afkomstig van Wikikids , de interactieve Nederlandstalige Internet-encyclopedie voor en door kinderen. "https://wikikids.nl/index.php?title=Tekststructuur&oldid=221145"