Vereenigde Oostindische Compagnie: verschil tussen versies
Regel 17: | Regel 17: | ||
}} |
}} |
||
− | De |
+ | De vereenigde Oostindische compagnie of in moderne spelling '''Verenigde Oost-Indische Compagnie''' (afgekort als '''VOC''' ) was een [[Nederland]]s bedrijf dat op zijn hoogtepunt was in de [[Gouden Eeuw]]. Nederland heette toen de [[Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden]]. Dit bedrijf mocht toen als enige handel voeren met Oost-Indië. Het was toen een van de grootste bedrijf ter wereld. Ze handelden vooral in specerijen zoals nootmuskaat, peper en kaneel. Later handelden ze ook in andere materialen die in Oost-Indië te vinden waren. Deze materialen brachten veel geld op. Nederland werd toen een grote wereldmacht dat veel invloed had op de rest van de wereld. Omdat de VOC zo groot was hadden ze een eigen leger en mochten ze als enig bedrijf ook oorlogen voeren. Ook was de eerste [[multinational]], dit is een bedrijf dat in meerdere landen actief is. |
Toen Engeland in 1780 een oorlog begon het met de Republiek (Nederland) ging het de verkeerde kant op met de VOC. Engeland veroverde handelsposten en werd langzaam aan een grotere wereldmacht dan Nederland. De Engelsen kaapten ook schepen en de VOC leed groot verlies, ze kwamen in de schulden. Daarom werd de VOC op 17 maart 1798 opgeheven. |
Toen Engeland in 1780 een oorlog begon het met de Republiek (Nederland) ging het de verkeerde kant op met de VOC. Engeland veroverde handelsposten en werd langzaam aan een grotere wereldmacht dan Nederland. De Engelsen kaapten ook schepen en de VOC leed groot verlies, ze kwamen in de schulden. Daarom werd de VOC op 17 maart 1798 opgeheven. |
Versie van 26 jan 2024 13:15
geert was hier
Vereenigde Oostindische Compagnie | |
Het Oost-Indisch Huis door Reinier Vinkeles, 1768. | |
Doel | Zeehandel met het gebied ten oosten van de Kaap de Goede Hoop en ten westen van de Straat Magellaan. |
Oprichting | 20 maart 1602 |
Opheffing | 17 maart 1798 |
Oorzaak einde | Verovering Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden door Frankrijk, Vierde Engels-Nederlandse Oorlog, corruptie, mismanagement, verlies winstgevende opiumhandel aan Engeland. |
Oprichter | De Staten-Generaal op initiatief van Johan van Oldenbarnevelt. |
Sleutelfiguren | Onder anderen Pieter Both, Jan Pieterszoon Coen, Antonie van Diemen, Joan Maetsuycker, Rijklof van Goens. |
Bestuur | Heren Zeventien |
Hoofdkantoor | VOC-kamer in Amsterdam en Middelburg. Ook in Rotterdam, Enkhuizen, Delft en Hoorn waren er kantoren. |
Werknemers | tot 28.000 |
Producten | Aan het begin vooral specerijen als peper, foelie, kruidnagel, nootmuskaat en kaneel, maar ook porselein, ruwe olie, ivoor, tijger-, waterbuffel- en hertenvellen, hout, koper, zilver, robijnen, saffieren, zwavel, borax, Chinees muntgeld, muskus, gember, hennep, salpeter, betelnoten, kamfer, tin, benzoë, technische zink, bijenwas, kardemom, cachou, textiel, lood, ijzer, goud, olifanten, aardewerk, zijde, koffie, thee, suiker, katoen en opium. |
Sector | Zeehandel |
De vereenigde Oostindische compagnie of in moderne spelling Verenigde Oost-Indische Compagnie (afgekort als VOC ) was een Nederlands bedrijf dat op zijn hoogtepunt was in de Gouden Eeuw. Nederland heette toen de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Dit bedrijf mocht toen als enige handel voeren met Oost-Indië. Het was toen een van de grootste bedrijf ter wereld. Ze handelden vooral in specerijen zoals nootmuskaat, peper en kaneel. Later handelden ze ook in andere materialen die in Oost-Indië te vinden waren. Deze materialen brachten veel geld op. Nederland werd toen een grote wereldmacht dat veel invloed had op de rest van de wereld. Omdat de VOC zo groot was hadden ze een eigen leger en mochten ze als enig bedrijf ook oorlogen voeren. Ook was de eerste multinational, dit is een bedrijf dat in meerdere landen actief is.
Toen Engeland in 1780 een oorlog begon het met de Republiek (Nederland) ging het de verkeerde kant op met de VOC. Engeland veroverde handelsposten en werd langzaam aan een grotere wereldmacht dan Nederland. De Engelsen kaapten ook schepen en de VOC leed groot verlies, ze kwamen in de schulden. Daarom werd de VOC op 17 maart 1798 opgeheven.
De tegenhanger van de VOC was de WIC, de West Indische Compagnie. Dat was een bedrijf dat slavenhandel deed met Zuid-Amerika en Afrika.
Oprichting
Rond het jaar 1500 begon Portugal met het koloniseren van Oost-Indië. Heel Europa kocht dus specerijen die de Portugezen uit Oost-Indië haalden. Dat kwam omdat Portugal het vrijwel onmogelijk maakte voor anderen om specerijen en kruiden uit Oost-Indië te halen. Maar nadat Portugal een land was geworden met Spanje (Spanje was in oorlog met de Republiek) kon de Republiek geen specerijen meer kopen. Raadspensionaris Johan van Oldenbarnevelt bedacht het plan om toch zelf grootscheeps naar Oost-Indië te gaan varen en specerijen te gaan kopen. Daarvoor waren er wel enkele kleine voorcompagnieën maar die maakten ruzie, dat werkte dus niet. Johan van Oldenbarnevelt maakte toen een wet waarin stond dat alle voorcompagnieën bij elkaar gevoegd moesten worden. Op 20 maart 1602 werd de VOC opgericht, dit werd gedaan door de 6 voorcompagnieën bij elkaar te voegen. Nu was er een grote compagnie die kon gaan concurreren met Portugal en Spanje.
Bestuur
De hoogste bazen van de VOC waren de Heren XVII oftewel de Heren Zeventien. Deze mannen namen de belangrijkste beslissingen voor de VOC. De Heren XVII kwamen uit de lokale afdeling van de VOC. De afdeling van Amsterdam mocht 8 Heren leveren, afdeling Zeeland mocht 4 Heren leveren en de afdelingen Enkhuizen, Hoorn, Rotterdam en Delft mochten er allemaal 1 leveren. Maar hierbij kom je uit op 16 dus mochten Zeeland en de andere 4 kleine afdeling om de beurt 1 extra heer leveren. Omdat de VOC ongeveer 200 jaar zou bestaan zouden de Heren natuurlijk vervangen worden als ze met pensioen gingen of overleden. Als dus 1 heer uit Amsterdam overleed, mocht Amsterdam weer een nieuwe aanleveren zodat de verdeling gelijk zou blijven.
Schepen
De VOC had verschillende schepen. De bekendste daarvan is het spiegelretourschip. Daar zijn veel replica's van gemaakt, zoals het schip dat in het scheepvaartmuseum van Amsterdam ligt en de Batavia in Lelystad. Inventieve scheepsbouwers bouwden kleinere en relatief goedkope schepen die veel goederen konden vervoeren. Deze schepen werden ook wel ‘fluiten’ genoemd. Sinds 1600 zijn er meer dan 200 jaar lang meer dan duizenden fluitschepen gebouwd. Deze schepen werden vooral gebruikt op korte afstandsreizen. De kenmerken van deze schepen zijn:
- veel laadvermogen
- Weinig diepgang
- Simpele tuigage
- Bolle rompvorm (om veel mee te kunnen nemen maar om niet veel tol te hoeven te betalen)
- Smal dek (bij een breder dek moet de schipper meer tolgeld betalen om de Oostzee te mogen betreden).
- De zeilen en touwen zijn dus makkelijk door een kleine bemanning te bedienen.
De schepen waren erg populair in Europa en er ontstond veel enthousiasme, ze waren namelijk een van de meest efficiënte van hun tijd. Echter hadden de schepen ook een aantal nadelen: De schepen waren niet elegant en ze waren niet snel. Ondanks deze nadelen werden deze schepen toch ingezet op alle handelsroutes die Nederland wereldwijd had.
De route naar Indië
Om naar Oost-Indië te varen werd de Brouwerroute gebruikt. De route was door de ontdekkingsreiziger Hendrik de Brouwer ontdekt. Bij goed weer werd de vaartijd naar Oost-Indië met 6 maanden verkort. Doordat de route korter werd dan dat hij was kostte het minder om naar Oost-Indië te varen en waren er minder gevallen van scheurbuik aan boord. De route ging als volgt:
- Als eerste voer je naar de kusten van Afrika.
- Je moest langs de kust van Afrika blijven varen totdat je bij Kaap de Goede Hoop aankwam.
- Zodra je daar was moest je recht naar het 'Onbekende Zuydland' (Australië).
- Vanaf daar voer je naar Java, daar kwam je bij de nederzetting Batavia aan.
Hoewel de route snel was, was hij niet altijd even veilig. Als je te dicht langs de kust kwam liep je vast of werd je schip kapotgeslagen tegen de kust. Ook was het niet altijd makkelijk om precies te bepalen hoe je moest varen maar als je alle gevaren overwon kwam je 6 maanden eerder in Oost-Indië aan.
Handel
De VOC had een monopolie in Azië, dit had de VOC gekregen van de Staten Generaal. De Staten Generaal was het bestuur van alle provincies van de Nederlanden op dat moment. Dit betekende dat Azië geen handel mocht drijven met andere landen, en dat de VOC zelf koos hoeveel ze betaalde voor de spullen die ze kochten in Azië. Dit was soms oneerlijk en niet iedereen in Azië wilde dan ook handel drijven met de VOC. Om de lokale bevolking over te halen om alleen handel met de VOC te drijven, bood de VOC een handelscontract aan. Hierin stond dan bijvoorbeeld dat als de lokale bevolking hun spullen aan de VOC verkochten de VOC ze zou beschermen tegen een ander land. Het gebeurde wel eens dat de lokale bevolking een handelscontract hadden gemaakt met de VOC, maar toch stiekem hun spullen ook aan andere landen verkochten. Als de VOC hier achter kwam straften ze de lokale bevolking door de plantages (heel veel bomen of planten waar de specerijen die ze verhandelen aan groeiden op één plek) kapot te maken. Dan konden ze niks meer verkopen, en hadden ze zelf ook geen eten meer.
Naast het alleen recht om handel te drijven in Azië mocht de VOC nog veel meer van de Staten Generaal. De VOC mocht forten bouwen, overeenkomsten sluiten met de vorsten en oorlog voeren. Dit mochten zij in het hele gebied vanaf Kaap de Goede Hoop tot aan de straat van Magellaan.
Dit was erg bijzonder aangezien de VOC een bedrijf was, en dus heel veel macht kon uitoefenen.
Aan boord
Op een schip van de VOC werkten meerdere mensen. Er waren drie functies (soorten werk) wat je op een schip kon doen.
1.Je kon werken op het schip. Dan hielp je mee met het varen van het schip of met het schoonhouden van het schip. Een voorbeeld hiervan is een matroos.
2. Je kon werken als handelaar. Wanneer een VOC schip dan aan kwam op land kon je gaan handelen met de lokale bevolking (de mensen die daar woonden). Op sommige plekken had de VOC een handelspost. Dan ging de handelaar niet mee op het schip, maar bleef hij op het land om handel te drijven.
3.Je kon meegaan als soldaat. Met elke vloot (een aantal schepen die samen ergens naartoe varen) was er ook een schip met soldaten erop. Dit was om de vloot te beschermen. Andere landen konden de VOC aanvallen als ze op reis waren. Het schip met de soldaten beschermde dan de vloot.
Onderwijs
Al vroeg (1607) begon de VOC scholing aan te bieden binnen een VOC vestiging. Onderwijs werd vanaf het begin als een belangrijke taak gezien, waar de VOC zijn aandacht aan moest besteden. In de loop van de tijd werden daarom in de meeste vestigingen scholen gevestigd.
De vakken die gegeven werden waren lezen, schrijven en rekenen. Daarnaast werd er les gegeven in het Christelijk geloof. Ook het bijbrengen van goede manieren, zoals het gehoorzamen aan je ouders stond tijdens de lessen hoog in het vaandel. Het onderwijs werd uitsluitend in het Nederlands gegeven.
Hoewel kinderen in VOC-vestigingen onderwijs konden krijgen was dit niet goed genoeg om later een hoge gekwalificeerde functie te krijgen. Daarom werden er ook zonen van VOC-medewerkers naar de Republiek gestuurd, meestal tussen hun derde en elfde jaar.
Na aankomst in de Republiek konden de jongens tussen hun 7e en 15e jaar de Latijnse school bezoeken. De leerlingen hadden gemiddeld 5 à 6 uur les per dag in vakken als Latijn, Grieks, logica en retorica. De opleiding aan de Latijnse school werd gezien als een vooropleiding voor de studie Godsdienst en Rechten aan de universiteit, waar veel leerlingen dan ook naartoe gingen.
Verschillende scholen binnen de VOC-vestigingen werden uiteindelijk gesloten, omdat er te weinig leerlingen waren. Ouders stuurden hun kinderen liever naar de Republiek voor onderwijs en de VOC haalde voor de hogere functies nog altijd mannen uit Europa.
Ook werden er soms slaven gebruikt om de vuile werkjes op te knappen. Toen vonden ze dat heel normaal maar wij nu niet.