Gilde: verschil tussen versies
(Nog een aanvulling: Gilden konden ook teveel macht krijgen...) |
|||
(11 tussenliggende versies door 7 gebruikers niet weergegeven) | |||
Regel 1: | Regel 1: | ||
− | ''' |
+ | '''Het gilde''' is een vereniging die bestaat uit mensen met hetzelfde beroep. Een gilde stelde regels op voor hun leden en zorgden voor hen. De gilden ontstonden in de [[middeleeuwen]]. |
− | De middeleeuwen |
+ | De middeleeuwen duurden van ca. 500 tot ca. 1500. In veel boeken lees je dat de tijd van de middeleeuwen een nare tijd was, met allemaal enge ziekten en vreselijke straffen (de 'donkere middeleeuwen'). Die had je toen ook, maar dat is gelukkig niet alleen maar zo! De middeleeuwen hebben ons ook leren handelen en nog veel meer. |
⚫ | |||
− | + | De middeleeuwen kun je onderverdelen in: |
|
⚫ | |||
+ | * De ''late'' middeleeuwen (1000-1500), de tijd van de steden en staten. |
||
⚫ | |||
+ | |||
+ | In de late middeleeuwen bloeiden de steden weer op. Ze kregen [[stadsrechten]], zodat zij makkelijker konden handelen. |
||
+ | |||
+ | Producten die verhandeld konden worden in de stad, waren afkomstig van de landbouw, maar ook van handwerkslieden met een bepaald ambacht. Een ambacht is een beroep waarbij je een product met de hand maakt (bijvoorbeeld timmerman, bakker of zilversmid). Er waren een heleboel verschillende ambachten. |
||
+ | |||
⚫ | Religie was erg belangrijk en er ontstonden religieuze broederschappen die bepaalde heiligen vereerden. Deze broederschappen bestonden vaak uit mensen met hetzelfde beroep. In de kerken hebben ze eigen kapellen. Daar vereren ze hun eigen patroonheilige. Sint Jozef is de heilige van de timmermannen. En de schilders hebben Sint Lucas. |
||
[[Bestand:Gent, Sint-Baafskathedraal St Lucas schildert OLVrouw F Floris B STB 166.jpg|kaderloos|195x195px]] |
[[Bestand:Gent, Sint-Baafskathedraal St Lucas schildert OLVrouw F Floris B STB 166.jpg|kaderloos|195x195px]] |
||
− | + | Handwerkslieden met een zelfde ambacht werkten samen en richtten verenigingen op, de '''gilden'''. Je had verschillende gilden. Een voor de timmerlui, een voor de pottenbakkers, de vissers, de bakkers en nog veel meer. Elk ambacht had een eigen patroon- of beschermheilige. |
|
Zo rond 1250 waren er drie soorten gilden: |
Zo rond 1250 waren er drie soorten gilden: |
||
Regel 18: | Regel 24: | ||
== '''Samen zorgen voor elkaar''' == |
== '''Samen zorgen voor elkaar''' == |
||
− | Wat deed nou zo’n gilde? Een gilde maakt allerlei regels voor het beroep. Wat er verdiend mag worden en hoelang iemand mag werken. Zij controleren ook of jij het werk wel goed doet en bepalen ook hoe duur een product wordt verkocht. Zo zorg je ervoor dat iedereen in dezelfde stad dezelfde prijs |
+ | Wat deed nou zo’n gilde? Een gilde maakt allerlei regels voor het beroep. Wat er verdiend mag worden en hoelang iemand mag werken. Zij controleren ook of jij het werk wel goed doet en bepalen ook hoe duur een product wordt verkocht. Zo zorg je ervoor dat iedereen in dezelfde stad dezelfde prijs betaalt voor hetzelfde product. Op die manier ontstond er dus ook geen concurrentie. En het allerbelangrijkste is dat iedereen elkaar helpt in een gilde. Dit om samen nog beter te worden. Als je ziek werd zorgde het gilde ook voor je. Bijvoorbeeld een timmermansgilde. Stel je voor dat één van de timmermannen in de stad ziek wordt. Dan helpen alle andere timmermannen in de stad. Dit doen ze door om de beurt in zijn zaak te gaan staan om de zaak toch lopende te houden. Zodat ook hij geld blijft verdienen. Dit geldt ook voor een timmerman die komt te overlijden. |
+ | |||
+ | Veel gilden worden rijk en machtig. Ze bouwen prachtige gildehuizen, ook wel gaffel genoemd. In Brussel en Antwerpen kun je die nog zien. Deze gildehuizen werden gebruikt om te vergaderen, er werden gezamenlijke maaltijden gehouden en er werden feesten in gevierd. De machtigste kooplui zaten in het stadsbestuur. De rijksten herkende je aan hun huizen. Zij woonden in een huis van steen en hadden vaak echte glazen vensters. De huizen van de gewone (simpele) mensen waren gemaakt van hout, want steen was ontzettend duur. Er zaten geen vensters in, maar luiken. De vloer was gemaakt van leem, een soort klei. En er was maar één kamer waar de hele familie alles moest doen. Mensen van één gilde woonden vaak dicht bij elkaar. In oude steden zijn nog steeds straatnamen die daaraan herinneren, zoals de Bakkerssteeg, de Looiersgracht (waar de leerlooiers woonden en werkten). |
||
+ | |||
+ | Gilden konden ook teveel macht krijgen en veranderingen en modernisering tegenhouden. Daarom zijn ze in de tijd van Napoleon officieel afgeschaft. |
||
[[Bestand:2043-0065-0 Brussel Grote Markt PM50702.jpg|alt=Gildehuis op de Grote Markt in Brussel|gecentreerd|miniatuur|225x225px|Het gildehuis in Brussel op de Grote Markt]] |
[[Bestand:2043-0065-0 Brussel Grote Markt PM50702.jpg|alt=Gildehuis op de Grote Markt in Brussel|gecentreerd|miniatuur|225x225px|Het gildehuis in Brussel op de Grote Markt]] |
||
== '''Leerproces''' == |
== '''Leerproces''' == |
||
− | Als je zes jaar was, ging je als leerling bij een ‘meester’ (ambachtsman) werken. Als je na jaren het vak een beetje kende, moest je een ‘proefstuk’ maken. Een lekker stuk gebak, als je een leerling bij een bakker was. Als je dit goed deed kreeg je de naam ‘gezel’. De meeste gezellen trokken rond om bij verschillende meesters te werken. Zo leerden zij hun vak nog beter. Dit kun je vergelijken met een stageperiode. Ten slotte legt de gezel een ‘meesterproef’ af. Als die werd goedgekeurd, werd je eindelijk meester! Pas dan kun je lid van het gilde worden en een eigen bedrijf beginnen als het mocht van de gildemeesters. |
+ | Als je zes jaar was, ging je als leerling bij een ‘meester’ (ambachtsman) werken. Als je na jaren het vak een beetje kende, moest je een ‘proefstuk’ maken. Een lekker stuk gebak, als je een leerling bij een bakker was. Als je dit goed deed kreeg je de naam ‘gezel’. De meeste gezellen trokken rond om bij verschillende meesters te werken. Zo leerden zij hun vak nog beter. Dit kun je vergelijken met een stageperiode. Ten slotte legt de gezel een ‘meesterproef’ af. Als die werd goedgekeurd, werd je eindelijk meester! Pas dan kun je lid van het gilde worden en een eigen bedrijf beginnen als het mocht van de gildemeesters. |
+ | |||
+ | Soms kon je niet direct aan het werk, want de gildemeesters bepaalden ook hoeveel winkels en bedrijven van hun beroep er in hun stad mogen zijn. Als er al genoeg waren kon je niet voor jezelf beginnen. Soms kwam je gewoon niet aan de beurt om lid van een gilde te worden. Dan moest je wachten tot er een plaats vrijkwam. Was je de zoon van een meester dan had je geluk ALS je het vak van je vader leuk vond. Voor hen was een kortere leertijd voldoende, want ze hadden al wat geleerd bij vader. Bovendien werden ze vaak vrijgesteld van het maken van een meesterstuk, en betaalden dus ook minder entreegeld om als meester aan de slag te kunnen. Daarnaast mochten ook de weduwen van meesters het bedrijf voortzetten zonder rechten te betalen, maar dan moest wel een bekwame gezel belast zijn met de leiding. |
||
+ | |||
+ | [[Categorie:Middeleeuwen]] |
Huidige versie van 9 sep 2023 om 10:24
Het gilde is een vereniging die bestaat uit mensen met hetzelfde beroep. Een gilde stelde regels op voor hun leden en zorgden voor hen. De gilden ontstonden in de middeleeuwen.
De middeleeuwen duurden van ca. 500 tot ca. 1500. In veel boeken lees je dat de tijd van de middeleeuwen een nare tijd was, met allemaal enge ziekten en vreselijke straffen (de 'donkere middeleeuwen'). Die had je toen ook, maar dat is gelukkig niet alleen maar zo! De middeleeuwen hebben ons ook leren handelen en nog veel meer.
De middeleeuwen kun je onderverdelen in:
- De vroege middeleeuwen (500-1000)
- De late middeleeuwen (1000-1500), de tijd van de steden en staten.
In de late middeleeuwen bloeiden de steden weer op. Ze kregen stadsrechten, zodat zij makkelijker konden handelen.
Producten die verhandeld konden worden in de stad, waren afkomstig van de landbouw, maar ook van handwerkslieden met een bepaald ambacht. Een ambacht is een beroep waarbij je een product met de hand maakt (bijvoorbeeld timmerman, bakker of zilversmid). Er waren een heleboel verschillende ambachten.
Religie was erg belangrijk en er ontstonden religieuze broederschappen die bepaalde heiligen vereerden. Deze broederschappen bestonden vaak uit mensen met hetzelfde beroep. In de kerken hebben ze eigen kapellen. Daar vereren ze hun eigen patroonheilige. Sint Jozef is de heilige van de timmermannen. En de schilders hebben Sint Lucas.
Handwerkslieden met een zelfde ambacht werkten samen en richtten verenigingen op, de gilden. Je had verschillende gilden. Een voor de timmerlui, een voor de pottenbakkers, de vissers, de bakkers en nog veel meer. Elk ambacht had een eigen patroon- of beschermheilige.
Zo rond 1250 waren er drie soorten gilden:
- Godsdienstige (de oudste)
- Koopmansgilden (handelaren van verschillende goederen)
- Ambachtsgilden (gilden gericht op één beroep. bijvoorbeeld: timmermansgilde)
Samen zorgen voor elkaar
Wat deed nou zo’n gilde? Een gilde maakt allerlei regels voor het beroep. Wat er verdiend mag worden en hoelang iemand mag werken. Zij controleren ook of jij het werk wel goed doet en bepalen ook hoe duur een product wordt verkocht. Zo zorg je ervoor dat iedereen in dezelfde stad dezelfde prijs betaalt voor hetzelfde product. Op die manier ontstond er dus ook geen concurrentie. En het allerbelangrijkste is dat iedereen elkaar helpt in een gilde. Dit om samen nog beter te worden. Als je ziek werd zorgde het gilde ook voor je. Bijvoorbeeld een timmermansgilde. Stel je voor dat één van de timmermannen in de stad ziek wordt. Dan helpen alle andere timmermannen in de stad. Dit doen ze door om de beurt in zijn zaak te gaan staan om de zaak toch lopende te houden. Zodat ook hij geld blijft verdienen. Dit geldt ook voor een timmerman die komt te overlijden.
Veel gilden worden rijk en machtig. Ze bouwen prachtige gildehuizen, ook wel gaffel genoemd. In Brussel en Antwerpen kun je die nog zien. Deze gildehuizen werden gebruikt om te vergaderen, er werden gezamenlijke maaltijden gehouden en er werden feesten in gevierd. De machtigste kooplui zaten in het stadsbestuur. De rijksten herkende je aan hun huizen. Zij woonden in een huis van steen en hadden vaak echte glazen vensters. De huizen van de gewone (simpele) mensen waren gemaakt van hout, want steen was ontzettend duur. Er zaten geen vensters in, maar luiken. De vloer was gemaakt van leem, een soort klei. En er was maar één kamer waar de hele familie alles moest doen. Mensen van één gilde woonden vaak dicht bij elkaar. In oude steden zijn nog steeds straatnamen die daaraan herinneren, zoals de Bakkerssteeg, de Looiersgracht (waar de leerlooiers woonden en werkten).
Gilden konden ook teveel macht krijgen en veranderingen en modernisering tegenhouden. Daarom zijn ze in de tijd van Napoleon officieel afgeschaft.
Leerproces
Als je zes jaar was, ging je als leerling bij een ‘meester’ (ambachtsman) werken. Als je na jaren het vak een beetje kende, moest je een ‘proefstuk’ maken. Een lekker stuk gebak, als je een leerling bij een bakker was. Als je dit goed deed kreeg je de naam ‘gezel’. De meeste gezellen trokken rond om bij verschillende meesters te werken. Zo leerden zij hun vak nog beter. Dit kun je vergelijken met een stageperiode. Ten slotte legt de gezel een ‘meesterproef’ af. Als die werd goedgekeurd, werd je eindelijk meester! Pas dan kun je lid van het gilde worden en een eigen bedrijf beginnen als het mocht van de gildemeesters.
Soms kon je niet direct aan het werk, want de gildemeesters bepaalden ook hoeveel winkels en bedrijven van hun beroep er in hun stad mogen zijn. Als er al genoeg waren kon je niet voor jezelf beginnen. Soms kwam je gewoon niet aan de beurt om lid van een gilde te worden. Dan moest je wachten tot er een plaats vrijkwam. Was je de zoon van een meester dan had je geluk ALS je het vak van je vader leuk vond. Voor hen was een kortere leertijd voldoende, want ze hadden al wat geleerd bij vader. Bovendien werden ze vaak vrijgesteld van het maken van een meesterstuk, en betaalden dus ook minder entreegeld om als meester aan de slag te kunnen. Daarnaast mochten ook de weduwen van meesters het bedrijf voortzetten zonder rechten te betalen, maar dan moest wel een bekwame gezel belast zijn met de leiding.