Rassensegregatie in de Verenigde Staten: verschil tussen versies
Regel 60: | Regel 60: | ||
Tijdens de rassensegregatie waren er aparte Afro-Amerikaanse en blanke scholen. De Afro-Amerikaanse scholen werden ''blank schools'' genoemd. Afro-Amerikaanse scholen hadden over het algemeen minder geld dan blank scholen, terwijl zij vaak meer leerlingen hadden. Onderwijs op Afro-Amerikaanse scholen was ook vaak slechter hierdoor. De reden waarvoor Afro-Amerikaanse scholen minder geld hadden, had deels met giften te maken. De liefdadigheidsorganisatie ''General Education Board'' steunde scholen in het zuiden. Tussen 1902 en 1918 gaf het 25 miljoen dollar aan blanke scholen, terwijl 2,4 miljoen dollar naar Afro-Amerikaanse scholen gingen. |
Tijdens de rassensegregatie waren er aparte Afro-Amerikaanse en blanke scholen. De Afro-Amerikaanse scholen werden ''blank schools'' genoemd. Afro-Amerikaanse scholen hadden over het algemeen minder geld dan blank scholen, terwijl zij vaak meer leerlingen hadden. Onderwijs op Afro-Amerikaanse scholen was ook vaak slechter hierdoor. De reden waarvoor Afro-Amerikaanse scholen minder geld hadden, had deels met giften te maken. De liefdadigheidsorganisatie ''General Education Board'' steunde scholen in het zuiden. Tussen 1902 en 1918 gaf het 25 miljoen dollar aan blanke scholen, terwijl 2,4 miljoen dollar naar Afro-Amerikaanse scholen gingen. |
||
− | In 1951 werd het schoolbestuur van een blanke school in [[Topeka]], [[Kansas]] aangeklaagd door een Afro-Amerikaanse organisatie. Het schoolbestuur had namelijk de Afro-Amerikaanse leerling [[Linda Brown]] geweigerd. Zij moest anderhalve kilometer naar haar Afro-Amerikaanse school lopen, terwijl er een blanke school een paar straten verder bevond. Brown werd geweigerd, aangezien ze Afro-Amerikaans was. Deze zaak, ''[[Brown v. Board of Education]]'', eindigde uiteindelijk voor het Amerikaans hooggerechtshof. Alle negen rechters oordeelden dat rassensegregatie in openbare scholen verboden was in 1954. Dit betekende formeel het einde van rassensegregatie in scholen, maar er waren veel protesten tegen het toelaten van Afro-Amerikanen op alle scholen |
+ | In 1951 werd het schoolbestuur van een blanke school in [[Topeka]], [[Kansas]] aangeklaagd door een Afro-Amerikaanse organisatie. Het schoolbestuur had namelijk de Afro-Amerikaanse leerling [[Linda Brown]] geweigerd. Zij moest anderhalve kilometer naar haar Afro-Amerikaanse school lopen, terwijl er een blanke school een paar straten verder bevond. Brown werd geweigerd, aangezien ze Afro-Amerikaans was. Deze zaak, ''[[Brown v. Board of Education]]'', eindigde uiteindelijk voor het Amerikaans hooggerechtshof. Alle negen rechters oordeelden dat rassensegregatie in openbare scholen verboden was in 1954. Dit betekende formeel het einde van rassensegregatie in scholen, maar er waren veel protesten tegen het toelaten van Afro-Amerikanen op alle scholen. |
− | President [[Dwight D. Eisenhower]] hoorde dit en stuurde het Amerikaanse leger naar Arkansas toe. Het Amerikaans leger herstelde de orde in de stad en zorgde ervoor dat de negen scholieren de school binnen konden en onderwijs konden volgen. De [[negen van Little Rock]] is het bekendste voorbeeld van protesten tegen het einde van de rassensegregatie. |
+ | In 1957 werd dit duidelijk in [[Little Rock]], [[Arkansas]]. Toen negen Afro-Amerikaanse scholieren werden toegelaten op Little Rock Central High School, braken er grote protesten uit in de stad. De gouverneur van de staat wilde zelfs de rassensegregatie opnieuw invoeren (hoewel dit onmogelijk was). Het werd de negen scholieren onmogelijk gemaakt de school te betreden, aangezien voor de school de politiemacht van de staat stond. De gouverneur had deze opgeroepen te voorkomen dat de Afro-Amerikaanse scholieren naar binnen gingen. Tegelijkertijd werden de scholieren belaagd door protestanten, die voor rassensegregatie op scholen waren. President [[Dwight D. Eisenhower]] hoorde dit en stuurde het Amerikaanse leger naar Arkansas toe. Het Amerikaans leger herstelde de orde in de stad en zorgde ervoor dat de negen scholieren de school binnen konden en onderwijs konden volgen. De [[negen van Little Rock]] is het bekendste voorbeeld van protesten tegen het einde van de rassensegregatie. |
===Gezondheidszorg=== |
===Gezondheidszorg=== |
Versie van 27 jul 2021 10:53
Werk in uitvoering! Aan dit artikel wordt de komende uren of dagen nog gewerkt. Belangrijk: Laat dit sjabloon niet langer staan dan nodig is, anders ontmoedig je anderen om het artikel te verbeteren. De maximale houdbaarheid van dit sjabloon is twee weken na de laatste bewerking aan het artikel. Kijk in de geschiedenis of je het artikel kunt bewerken zonder een bewerkingsconflict te veroorzaken. |
Dit artikel is nog niet af. |
Rassensegregatie (Engels: Racial segregation) was de naam voor de scheiding en ongelijkheid tussen blanke Amerikanen en Afro-Amerikanen in de Verenigde Staten. Niet alleen Afro-Amerikanen ondervonden hier hinder van, maar ook Latino's, inheemse Amerikanen en andere immigrantengroepen. Zij werden niet gelijk behandeld als blanke Amerikanen. Toch wordt rassensegregatie vaak gebruikt tussen Afro-Amerikanen en blanke Amerikanen. De rassensegregatie vond vooral plaats in het zuidoosten van de Verenigde Staten, in de voormalige slavenstaten. De rassensegregatie duurde van 1865 (na de Amerikaanse Burgeroorlog) tot aan de jaren 60. Op sommige plaatsen in de Verenigde Staten werd de rassensegregatie eerder afgeschaft of is er nooit segregatie geweest.
Het woord segregatie betekend gescheiden. Afro-Amerikanen en blanke Amerikanen leefden vrijwel gescheiden van elkaar. Er waren boorden die aangaven waar Afro-Amerikanen mochten lopen, winkelen of zitten. Daarnaast gingen blanke en Afro-Amerikanen naar aparte scholen en moesten aparte toiletten gebruiken. De rassensegregatie leidde tot discriminatie van Afro-Amerikanen, bijvoorbeeld op de woningmarkt en bij stemmen. Daarnaast was de Ku Klux Klan (KKK) actief, een organisatie die geloofde dat blanken beter waren dan mensen van kleur. Hoewel na de Amerikaanse Burgeroorlog een poging is gedaan om Afro-Amerikanen gelijke rechten te geven, leidde dit tot de rassensegregatie. Na 1877 werden er wel pogingen gedaan om de situatie van Afro-Amerikanen te verbeteren, maar deze liepen vaak op niets uit. Pas in de jaren 1950 en vooral de jaren 1960 werden stappen ondernomen door activisten als Rosa Parks, Martin Luther King Jr. en Malcolm X. President Lyndon B. Johnson voerde tijdens zijn beleid allerlei beleid door, zoals de Voting Rights Act of 1965, die het makkelijker maakte om te stemmen voor Afro-Amerikanen.
Wat ging er vooraf?
Om rassensegregatie te snappen moet men kijken naar de slavernij. Sinds het ontstaan van de Verenigde Staten was er slavernij. Vooral de Zuidelijke Staten waren afhankelijk van slavernij, aangezien deze nodig waren voor de landbouw. In de Noordelijke Staten werd de slavernij vóór 1830 afgeschaft. De Noordelijke Staten waren tegen de slavernij, zowel vanwege economische als morele redenen. De Zuidelijke Staten hadden slavernij nodig voor hun economie en waren voorstander van de slavernij. Dit zorgde voor veel spanningen, aangezien beide groepen bang waren dat de ander zijn zin zou doordrijven. Deze spanningen leidden uiteindelijk tot de Amerikaanse Burgeroorlog in 1861. Dit was het gevolg van de verkiezing van Abraham Lincoln tot president. De Zuidelijke Staten scheidden zich in deze oorlog af, aangezien ze bang waren dat Lincoln de slavernij in de gehele Verenigde Staten zou afschaffen. Hoewel Lincoln dat toen niet van plan was, was er toch angst dat dit zou gebeuren. Lincoln verklaarde het zuiden de oorlog, aangezien de afscheiding volgens hem ongrondwettelijk was.
De Amerikaanse Burgeroorlog werd gewonnen de Noordelijke Staten. De Zuidelijke Staten werden teruggewonnen en kwamen onder militaire bezetting. Tijdens de oorlog had Lincoln besloten om de slavernij af te schaffen. Voormalige slaven waren hierdoor vrij en mochten in de Verenigde Staten blijven. Dit was uniek, aangezien veel slavenhouders bang waren dat de voormalige slaven wraak zouden nemen (zoals tijdens de Haïtiaanse Revolutie) en wilden de slaven naar Liberia sturen. De Zuidelijke Staten moesten akkoord gaan met het afschaffen van de slavernij, voordat ze weer konden toetreden. Dit betekende echter niet dat de voormalige slaven ook Amerikaanse staatsburger werden en konden stemmen. Het regelde alleen dat zij vrij waren, maar doordat ze geen geld of bezittingen hadden bleven ze in veel gevallen werken bij hun voormalige slavenhouders. Daarnaast had de oorlog een groot deel van het zuiden verwoest. De afschaffing van de slavernij zorgde ook voor economische problemen in het zuiden, aangezien bijna de gehele economie afhankelijk was de slavernij. Lincoln had een groot omvangrijk plan om het zuiden herop te bouwen, voormalige slaven elk een stuk grond te geven en fabrieken in het zuiden stichtten. Hiermee wilde hij de economie weer opbouwen beter dan tevoren. Lincoln kon dit niet uitvoeren, aangezien hij kort na het einde van de burgeroorlog werd vermoord.
Belangrijk is ook om de politieke partijen van die tijd te snappen. De Democratische Partij was toentertijd een populaire partij onder boeren en vooral groot in het zuiden. De Democraten waren toentertijd erg conservatief en waren veelal tegen rechten voor Afro-Amerikanen. De Republikeinse Partij was toentertijd vooral populair in het noorden en de steden. De Republikeinen waren toentertijd de partij van vooruitgang en wilden vaak rechten voor Afro-Amerikanen. Lincoln behoorde tot de Republikeinse Partij. Na de moord werd hij opgevolgd door zijn vicepresident Andrew Johnson. Johnson was echter een Democraat.
Ontstaan
Reconstructie
President Andrew Johnson was een stuk conservatiever dan Lincoln. Johnson stelde lage eisen voor het opnieuw toetreden van de Zuidelijke Staten. Slechts 10% van de bevolking van een staat moest tegen de slavernij zijn. Ook moest een staat de slavernij officieel afschaffen en alle slaven bevrijden. Zodra een staat dit had gedaan, kreeg het zijn recht om te stemmen tijdens de presidentsverkiezingen en in het Amerikaans Congres terug. Johnson was een tegenstander van stemrecht en burgerschap voor Afro-Amerikanen. Volgens Johnson was de heropbouw van het zuiden belangrijker, maar in feite wilde hij zo zorgen dat hij een tweede termijn als president zou winnen. Tijdens zijn presidentschap ontstonden er echter veel spanningen tussen Johnson en de Republikeinen. De Republikeinen hadden toentertijd de meerderheid en veel Republikeinen wilden zorgen Afro-Amerikanen het recht kregen om te stemmen, officieel staatsburger werden en beschermt werden tegen discriminatie en racisme. In het zuiden waren er namelijk haatgroeperingen, zoals de Ku Klux Klan (KKK), actief. Nog onder Johnsons termijn werd in 1868 het 14e amendement toegevoegd aan de Amerikaanse grondwet:
Hierin staat in grote lijnen dat iedere Amerikaanse staatsburger dezelfde rechten heeft en gelijk behandeld moet worden.
Johnson was echter zo impopulair, dat hij zich niet meer verkiesbaar stelde. Johnson werd opgevolgd door Republikein Ulysses S. Grant. Grant zou een enorme invloed hebben op de Reconstructie. Grant was erg vooruitstrevend en wilde Afro-Amerikanen stemrecht kregen. Tijdens zijn eerste termijn bestreed Grant succesvol de KKK tot op het punt dat deze van uitgeroeid. In 1870 voerden de Republikeinen het 15e amendement door:
Dit betekent dit dus, dat iedere Amerikaan recht heeft op stemmen en hierover wetgeving kan maken. De reden hiervoor was dat veel Afro-Amerikanen in het zuiden nog steeds problemen hadden met stemmen. Zij werden weerhouden te stemmen door blanke Amerikanen. In 1875 voerde de regering van Grant de Civil Rights Act of 1875 door. Hierdoor werden Afro-Amerikanen beschermt tijdens het stemmen. Dit was de laatste belangrijke wet tijdens de Reconstructie. Veel Zuidelijke Staten waren inmiddels tegen de militaire bezetting gegroeid. Zij voelden zich vernederd door het noorden en dit leverde veel woede. Door een economische crisis was de Republikeinse Partij impopulair geworden en de Democraten stegen in de peilingen. Grant stelde zich geen derde keer verkiesbaar.
In 1876 stonden de Democraat Samuel J. Tilden en Rutherford B. Hayes tegenover elkaar. Tilden wist technisch gezien meer stemmen te halen dat Hayes. Hayes ging vervolgens met de kiesmannen uit South Carolina, Louisiana en Florida praten. Deze staten alle drie op Tilden gestemd, maar Hayes wist ervoor te zorgen dat zij op Hayes stemden. Hierdoor had Hayes één stem meer en won de verkiezingen, ondanks dat Tilden een meerderheid had. In ruil voor het presidentschap maakte Hayes in 1877 een einde aan de Reconstructie. Dit wordt de compromis van 1877 genoemd en maakte een einde aan de militaire bezetting in het zuiden.
Jim Crow-wetten
De periode tussen 1880 en 1965 staat bekend als het Jim Crow-tijdperk. Verschillende steden en staten voerden wetten in die zorgden dat blanke Amerikanen en Afro-Amerikanen gescheiden moesten leven. Dit gebeurde vooral in het zuiden van de Verenigde Staten. De reden waarom dat hier gebeurde had verschillende redenen:
- Het zuiden voelde zich nog steeds vernederd door de Reconstructie.
- De Reconstructie had weinig bijgedragen aan het heropbouwen van de economie in het zuiden. Het zuiden bleef armer als vóór de burgeroorlog.
- Veel plantages gingen failliet. Hierdoor verdween de gastvrije plantagecultuur in het zuiden.
Dit leidde tot veel woede onder blanke Amerikanen, die zich ging richten op Afro-Amerikanen en de federale overheid. Hierdoor ontstond ook een gevoel van nationalisme in het zuiden. Voormalige zuidelijke generaals uit de burgeroorlog, zoals Robert E. Lee, werden als helden vereerd. Dit is ook een van de redenen waarom er nog steeds veel standbeelden van hen in het zuiden te vinden zijn.
Hayes deed weinig om deze wetten tegen te werken. Zijn opvolger, Republikein James A. Garfield, wilde de situatie van Afro-Amerikanen verbeteren, maar werd negen maanden in zijn presidentschap vermoord. Na Garfield ondernam president Benjamin Harrison nog één poging, maar ook deze poging faalde. In 1883 werd ook nog de Civil Rights Act of 1883 door het Amerikaans Hooggerechtshof ongrondwettelijk verklaard. Dit betekende een klap in het gezicht van Afro-Amerikanen, die te maken kregen met steeds meer discriminatie, racisme en moeilijkheden bij stemmen. Afro-Amerikanen en blanke Amerikanen gingen naar aparte scholen, toiletten, moesten apart zitten in openbaar vervoer en hadden aparte waterkranen. Ook konden Afro-Amerikanen geweigerd worden in hotels en andere instellingen. Een voorbeeld was toen de Afro-Amerikaanse actrice Hattie McDaniel geweigerd werd tijdens de uitreikingen van de Oscars. McDaniel speelde een bijrol in Gone with the Wind (1939) en zou een Oscar krijgen voor haar rol (de eerste keer dat een Afro-Amerikaan een Oscar kreeg). McDaniel kon echter niet bij de uitreikingen zijn, en de Oscar zelf in ontvangst nemen, aangezien het hotel waarin het evenement gehouden werd haar weigerde.
Begin 20e eeuw
Aan het begin van 20e eeuw werd de rassensegregatie doorgevoerd in de federale overheid door president Woodrow Wilson in 1913. Dit betekende dat bij alle overheidsinstellingen van de federale overheid Afro-Amerikanen en blanke Amerikanen apart moesten werken. Dit is nog steeds te zien in het Pentagon. Dit gebouw is gebouwd tijdens de rassensegregatie. Hierdoor zijn er twee keer zoveel toiletten. Wilson introduceerde ook allerlei andere maatregelen die het leven van Afro-Amerikanen bemoeilijkte. Tijdens zijn presidentschap kwam de KKK opnieuw op. Ook werd in het zuiden de Lily White Movement populair. Deze wilde het blanke ras beschermen tegen rassenmenging. Voorheen werden de kinderen van blanke Amerikanen en Afro-Amerikanen als blank gezien, maar nu mocht een persoon geen druppel Afro-Amerikaans bloed hebben. Het Amerikaans hooggerechtshof had al eerder geoordeeld in de zaak Plessy v. Ferguson dat rassensegregatie legaal was.
De rassensegregatie werd pas na de Tweede Wereldoorlog een belangrijker onderwerp. President Franklin D. Roosevelt hield met het invoeren van zijn New Deal ook rekening met de rassensegregatie. Dit betekende dat blanke Amerikanen voorrang kregen, aangezien Afro-Amerikanen meer moeite hadden om de nieuwe maatregelen te krijgen. Roosevelt was namelijk bang om de Zuidelijke Staten te verliezen. Zijn vrouw, Eleanor Roosevelt, was een groot tegenstander van rassensegregatie en zorgde ervoor dat Afro-Amerikanen in ieder geval op de een of andere manier bij deze maatregelen konden. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was zelfs aan het front sprake van rassensegregatie. Afro-Amerikaanse verpleegsters mochten bijvoorbeeld alleen de Duitse en Japanse soldaten verplegen en een niet de Amerikaanse soldaten. Roosevelts opvolgers, Harry S. Truman en Dwight D. Eisenhower, waren net als Roosevelt tegen de rassensegregatie, maar ondernamen net als Roosevelt weinig tegen de segregatie.
De segregatie
Onderbouwing
In het zuiden
In het noorden
Effecten
Armoede en misdaad
Onderwijs
Tijdens de rassensegregatie waren er aparte Afro-Amerikaanse en blanke scholen. De Afro-Amerikaanse scholen werden blank schools genoemd. Afro-Amerikaanse scholen hadden over het algemeen minder geld dan blank scholen, terwijl zij vaak meer leerlingen hadden. Onderwijs op Afro-Amerikaanse scholen was ook vaak slechter hierdoor. De reden waarvoor Afro-Amerikaanse scholen minder geld hadden, had deels met giften te maken. De liefdadigheidsorganisatie General Education Board steunde scholen in het zuiden. Tussen 1902 en 1918 gaf het 25 miljoen dollar aan blanke scholen, terwijl 2,4 miljoen dollar naar Afro-Amerikaanse scholen gingen.
In 1951 werd het schoolbestuur van een blanke school in Topeka, Kansas aangeklaagd door een Afro-Amerikaanse organisatie. Het schoolbestuur had namelijk de Afro-Amerikaanse leerling Linda Brown geweigerd. Zij moest anderhalve kilometer naar haar Afro-Amerikaanse school lopen, terwijl er een blanke school een paar straten verder bevond. Brown werd geweigerd, aangezien ze Afro-Amerikaans was. Deze zaak, Brown v. Board of Education, eindigde uiteindelijk voor het Amerikaans hooggerechtshof. Alle negen rechters oordeelden dat rassensegregatie in openbare scholen verboden was in 1954. Dit betekende formeel het einde van rassensegregatie in scholen, maar er waren veel protesten tegen het toelaten van Afro-Amerikanen op alle scholen.
In 1957 werd dit duidelijk in Little Rock, Arkansas. Toen negen Afro-Amerikaanse scholieren werden toegelaten op Little Rock Central High School, braken er grote protesten uit in de stad. De gouverneur van de staat wilde zelfs de rassensegregatie opnieuw invoeren (hoewel dit onmogelijk was). Het werd de negen scholieren onmogelijk gemaakt de school te betreden, aangezien voor de school de politiemacht van de staat stond. De gouverneur had deze opgeroepen te voorkomen dat de Afro-Amerikaanse scholieren naar binnen gingen. Tegelijkertijd werden de scholieren belaagd door protestanten, die voor rassensegregatie op scholen waren. President Dwight D. Eisenhower hoorde dit en stuurde het Amerikaanse leger naar Arkansas toe. Het Amerikaans leger herstelde de orde in de stad en zorgde ervoor dat de negen scholieren de school binnen konden en onderwijs konden volgen. De negen van Little Rock is het bekendste voorbeeld van protesten tegen het einde van de rassensegregatie.
Gezondheidszorg
Einde
Protesten
De rassenstrijd van Amerika was een strijd tussen de blanken en de zwarten, want in die tijd waren blanken en zwarten niet gelijk. De blanken vonden dat ze beter waren dan de zwarten en dat was ook te zien. Zo moesten zwarten in winkels in aparte ruimtes zitten en in de bus mochten de blanken zitten en de zwarten moesten blijven staan. Ook als alle plekken in de bus vol zaten maar er zat op 1 plek een zwarte en er kwam een blanke binnen moest de zwarte opstaan voor de blanke zodat de blanke kon gaan zitten.
Op 1 december 1955 gebeurde er in Montegomery, Alabama iets in de bus dat voor grote opschudding zou zorgen. In de bus zat toen de zwarte vrouw Rosa Parks. Toen er blanken binnenkwamen weigerde ze voor hen op te staan zodat ze konden zitten. De politie kwam er zelfs bij en ze werd gearresteerd en in de gevangenis geooid. Ook kreeg ze een boete van 10 dollar. Dat was voor de zwarte mensen uit Montegomery het toppunt. Ze wilden een actie organiseren maar ze wisten niet hoe. Uiteindelijk hebben ze onder leiding van Martin Luther King besloten niet meer met de bus te gaan. Op 5 december 1955 ging dus geen één zwarte meer met de bus. Ze gingen lopend, met de taxi of nog anders. Veel busmaatschappijen werden boos want hun maakten verlies omdat dus geen één zwarte meer met de bus ging. Het hielp wel, in 1956 werd de wet van rassenscheiding veranderd en de rassenscheiding in de bussen werd ook verboden.