Margot Frank: verschil tussen versies
(data en feiten verbeterd. Iets meer verteld over haar leven in Amsterdam.) |
|||
Regel 1: | Regel 1: | ||
+ | [[Bestand:Margot Frank op het Joods lyceum.jpg|miniatuur|Margot Frank op het Joodse lyceum]] |
||
'''Margot Betti Frank''' ([[Frankfurt am Main]], 16 [[februari]] 1926 - [[Bergen-Belsen]], [[maart]] 1945) was een Duits-joods meisje en slachtoffer van de [[Holocaust]]. Margot heeft bekendheid gekregen als de drie jaar oudere zus van de beroemde Joodse dagboekschrijfster [[Anne Frank]]. |
'''Margot Betti Frank''' ([[Frankfurt am Main]], 16 [[februari]] 1926 - [[Bergen-Belsen]], [[maart]] 1945) was een Duits-joods meisje en slachtoffer van de [[Holocaust]]. Margot heeft bekendheid gekregen als de drie jaar oudere zus van de beroemde Joodse dagboekschrijfster [[Anne Frank]]. |
||
Versie van 8 jun 2021 09:43
Margot Betti Frank (Frankfurt am Main, 16 februari 1926 - Bergen-Belsen, maart 1945) was een Duits-joods meisje en slachtoffer van de Holocaust. Margot heeft bekendheid gekregen als de drie jaar oudere zus van de beroemde Joodse dagboekschrijfster Anne Frank.
Ze was vernoemd naar haar tante Bettina Höllander. Haar ouders waren Otto Frank en Edith Frank-Höllander. In Nederland gingen Margot en Anne vanaf de zomer van 1941 naar het Joods Lyceum, toen het voor Joden verboden was om naar niet-Joodse scholen te gaan.
Margot werd door veel overlevenden beschreven als de perfecte dochter. Ze was netjes, rustig en haalde goede cijfers op school. Ze had het plan om na de oorlog naar het toenmalige mandaatgebied Palestina te emigreren en daar kraamverzorgster te worden.
Vluchten naar Nederland
De familie Frank woonde tot 1933 in Frankfurt am Main Duitsland, toen kwam Adolf Hitler in Duitsland aan de macht en omdat ze "volbloed-Joden" waren, moest de familie vluchten naar Nederland. Vader Otto ging als eerste, in de zomer van 1933. Moeder Edith ging in september, Anne en Margot gingen toen tijdelijk naar hun oma in Aken, vlak bij de Nederlandse grens. Toen er een woning gevonden was in Amsterdam, ging Margot in december naar haar ouders in Nederland. Anne ging als laatste, in februari 1934, waar ze als verjaardagscadeautje voor Margot op de tafel werd gezet.
Margot moest in Nederland helemaal opnieuw beginnen; Nederlands leren, nieuwe vriendinnen maken en ga zo maar door. Margot hield van schaatsen, roeien en tennissen. Ze zat ook op Joodse les en ging naar de synagoge in de Tolstraat in Amsterdam. De familie Frank was liberaal -Joods. Dat betekent dat ze zich verbonden voelden met de joodse tradities, maar niet streng waren wat betreft de regels.
Onderduiken
Op 5 juli 1942 kreeg Margot een oproep (brief) om in een werkkamp te gaan werken voor de Duitsers. Otto en Edith waren hier al op voorbereid, Ze waren al bezig om een schuilplaats te regelen. Het plan was om op 16 juli pas te gaan onderduiken. Maar door de oproep was de familie gedwongen de volgende dag al onder te duiken. Die avond kwamen Jan en Miep Gies langs om nog een paar laatste dingen naar het Achterhuis te brengen en 's ochtends vroeg gingen Miep en Margot op de fiets naar de schuilplaats. Anne, Otto en Edith liepen met zijn drieën (een half uur later dan Margot) ook naar de schuilplaats. Miep werkte voor Otto en wilde de familie Frank graag helpen om onder te duiken.
De schuilplaats was in het achterhuis van achter Otto's bedrijf, aan de Prinsengracht 263. Een week later kwamen nog drie andere joden bij hen onderduiken, het waren vrienden van de familie Frank: Peter, Auguste en Hermann van Pels. Hermann was een collega van Otto Frank.
Na een tijdje, in november 1942, kwam er nog iemand bij, Fritz Pfeffer. Margot sliep vanaf dan bij haar ouders op de kamer, en Anne deelde haar kamertje met Fritz Pfeffer.
Er werd een draaibare boekenkast gemaakt, die voor de deur naar het Achterhuis werd geplaatst, zodat het echt een geheime schuilplaats werd.
Ontdekt
Na meer dan twee jaar ondergedoken te zijn in het Achterhuis, werden de acht onderduikers verraden. Op 4 augustus werden ze opgepakt samen met Victor Kugler en Johannes Kleiman, twee van hun helpers. Ze blijven vier dagen in de gevangenis en de acht onderduikers worden op 8 augustus 1944 in een trein naar kamp Westerbork gebracht. Daar komen ze terecht in de strafbarak, omdat ze ze zich namelijk niet vrijwillig hadden gemeld en waren ondergedoken. Overdag moeten ze batterijen uit elkaar halen, het is smerig en ongezond werk, maar ze kunnen tenminste met elkaar praten.
Auschwitz-Birkenau en Bergen-Belsen
Vanuit Westerbork werden de acht onderduikers op 3 september 1944 op transport gesteld. Na een verschrikkelijke treinreis van 3 dagen komen ze in het midden van de nacht aan op het perron van het concentratiekamp Auschwitz-Birkenau. Dat ligt in Polen, dat ook door de Duitsers was bezet. De mannen en vrouwen worden gescheiden van elkaar. Het is de laatste keer dat Otto Frank zijn vrouw en kinderen ziet.
Sindsdien heeft Margot nooit meer wat gehoord of gezien van haar vader, na een tijdje dachten zij, Anne en Edith dat hij naar de gaskamers was gestuurd en al dood was.
Na een selectie in oktober 1944 worden Margot en Anne op transport gezet naar het concentratiekamp Bergen-Belsen in Duitsland. Daar sterft Margot in maart 1945: slechts een paar dagen voor Anne's overlijden en een paar weken voor de bevrijding van het kamp Bergen-Belsen.
Margot had tijdens de oorlog, net zoals Anne, ook een dagboek bijgehouden, maar dat is nooit gevonden.
De eerste versie van deze tekst (of een deel daarvan) is afkomstig van Wikipedia.
De tekst is vrijgegeven onder de CC BY-SA 3.0-licentie. |