Mussen: verschil tussen versies
Regel 22: | Regel 22: | ||
* [[Ringmus]] |
* [[Ringmus]] |
||
* [[Rotsmus]] |
* [[Rotsmus]] |
||
+ | -Mannetjes zoeken vanaf januari geschikte nestgelegenheid en richten dat met droog gras enigszins in. Dat is meestal een aantal nestplekken vlak bij elkaar. Een mannetje dat zijn nestbouw begonnen is, is herkenbaar aan de zwart verkleurde snavel, die vanaf januari is te zien. Zijn de potentiële nesten aantrekkelijk genoeg, dan wordt er een vrouwtje bij gezocht door de lokroep te uiten zoals die op deze pagina te horen is, maar ook door in het nest te zitten en daar vandaan geluiden te laten horen als van jonge mussen. Al vanaf januari tonen vrouwtjes hun interesse in bepaalde nesten met bijbehorend mannetje. De uiteindelijke keus voor een bepaald nest kan op zich laten wachten. Onder anderen doordat een baltsend mannetje een makkelijke prooi is en om die reden zomaar verdwenen kan zijn. Het vrouwtje kiest de uiteindelijke plek uit de aangeboden plaatsen. Vanaf dat moment bouwt het mussenpaar gezamenlijk het nest verder af. Daarin legt het vrouwtje 1 tot 9 eieren, maar vaak 4. Na ongeveer 12 dagen broeden komen de eieren uit. Als de kuikens uit het ei komen, zijn ze nog naakt en blind (zie foto) en wegen niet meer dan 3 gram. Zodra het even donker en dan weer licht wordt – zoals gebeurt wanneer de ouder vogel in de invlieg-opening van het nest komt zitten – sperren ze de nog relatief grote bek wijd open in de hoop voedsel te krijgen. Gedurende deze eerste week worden de kuikens door beide ouders met klein dierlijk voedsel gevoerd. Afhankelijk van de beschikbaarheid van insecten wordt er eerder of later over gegaan op plantaardig voedsel. Hoe langer insecten aan de nestjongen gevoerd worden, hoe meer kans dat de jongen gezond en in leven blijven. Na ongeveer twee weken vliegen de jongen uit. Ze blijven hierna nog enige tijd afhankelijk van de zorg van de ouders en worden nog regelmatig gevoerd. De jongen zijn in staat voor hun eigen voedsel te zorgen zodra de snavels hard genoeg zijn om zaden mee te pellen. In Nederland zijn de eerste uitgevlogen jonge huismussen, een aantal jaar op rij, begin april waargenomen. |
||
− | |||
− | <!-- HET VOLGENDE LATEN STAAN, AUB --> |
||
[[Categorie:Woordenschat]] |
[[Categorie:Woordenschat]] |
||
[[Categorie:Uitbreidingwoordenlijstgroep1]] |
[[Categorie:Uitbreidingwoordenlijstgroep1]] |
Versie van 11 mrt 2017 18:51
De mus is een zangvogel die veel in Nederland en België voorkomt. Mussen zijn bruinachtige vogels met een vrij dikke snavel, waarmee ze goed zaden kunnen eten. De huismus eet vooral zaden en insecten. De zang van het vogeltje is eigenlijk meer getjilp. De huismus beweegt vliegend of hippend. De mus blijft meestal rond dezelfde plek wonen. Dat noemen we een standvogel. Het mannetje is duidelijk anders dan het vrouwtje, omdat zijn veren zwarter en bruiner zijn.
Mussen houden er van te schuilen in een heg omdat het bescherming geeft. Zo broeden bijvoorbeeld de heggemus en de huismus veilig verstopt tussen de doorns van een meidoorn.
Elke morgen en avond houden mussen een gezamenlijke “mussenvergadering” wat klinkt als een gezellig gekwetter. Het zijn hartstikke leuke vogels en ze vinden het fijn om in de directe omgeving van mensen te leven, bij ons dus!
Al staat de huismus nummer 1 in Nederland bij de nationale vogeltelling, toch gaan hun aantal achteruit. Mensen kunnen de mus helpen door te zorgen voor extra broedgelegenheid, dus plaatsen waar ze hun nestje kunnen maken en hun eitjes kunnen leggen.
Ook kunnen wij zorgen voor extra voedsel door het planten van musvriendelijke struiken en hagen of zelfs fruitbomen. Hierin vinden de vogels voedsel om hun jongen groot te brengen. En ook heel belangrijk, hierin kunnen ze schuilen als er vijanden op de loer liggen, zoals roofvogels, kraaien of poezen.
Je kunt ook in de tuin een hoekje maken met wat wit zand, daarin kunnen ze zand-badderen. Of zet een schaaltje met water klaar zodat ze ook altijd wat te drinken hebben en ook hierin kunnen ze badderen.
Soorten
Er zijn verschillende soorten mussen:
-Mannetjes zoeken vanaf januari geschikte nestgelegenheid en richten dat met droog gras enigszins in. Dat is meestal een aantal nestplekken vlak bij elkaar. Een mannetje dat zijn nestbouw begonnen is, is herkenbaar aan de zwart verkleurde snavel, die vanaf januari is te zien. Zijn de potentiële nesten aantrekkelijk genoeg, dan wordt er een vrouwtje bij gezocht door de lokroep te uiten zoals die op deze pagina te horen is, maar ook door in het nest te zitten en daar vandaan geluiden te laten horen als van jonge mussen. Al vanaf januari tonen vrouwtjes hun interesse in bepaalde nesten met bijbehorend mannetje. De uiteindelijke keus voor een bepaald nest kan op zich laten wachten. Onder anderen doordat een baltsend mannetje een makkelijke prooi is en om die reden zomaar verdwenen kan zijn. Het vrouwtje kiest de uiteindelijke plek uit de aangeboden plaatsen. Vanaf dat moment bouwt het mussenpaar gezamenlijk het nest verder af. Daarin legt het vrouwtje 1 tot 9 eieren, maar vaak 4. Na ongeveer 12 dagen broeden komen de eieren uit. Als de kuikens uit het ei komen, zijn ze nog naakt en blind (zie foto) en wegen niet meer dan 3 gram. Zodra het even donker en dan weer licht wordt – zoals gebeurt wanneer de ouder vogel in de invlieg-opening van het nest komt zitten – sperren ze de nog relatief grote bek wijd open in de hoop voedsel te krijgen. Gedurende deze eerste week worden de kuikens door beide ouders met klein dierlijk voedsel gevoerd. Afhankelijk van de beschikbaarheid van insecten wordt er eerder of later over gegaan op plantaardig voedsel. Hoe langer insecten aan de nestjongen gevoerd worden, hoe meer kans dat de jongen gezond en in leven blijven. Na ongeveer twee weken vliegen de jongen uit. Ze blijven hierna nog enige tijd afhankelijk van de zorg van de ouders en worden nog regelmatig gevoerd. De jongen zijn in staat voor hun eigen voedsel te zorgen zodra de snavels hard genoeg zijn om zaden mee te pellen. In Nederland zijn de eerste uitgevlogen jonge huismussen, een aantal jaar op rij, begin april waargenomen.