Signaalwoord: verschil tussen versies
(Samengevoegd) |
(red.) |
||
Regel 1: | Regel 1: | ||
− | Een '''signaalwoord''' maakt de structuur in een tekst (de [[tekststructuur]]) duidelijk. Als je op | + | Een '''signaalwoord''' maakt de structuur in een tekst (de [[tekststructuur]]) duidelijk. Als je op signaalwoorden let, weet je dus met wat voor soort tekst je te maken hebt. |
==Voorbeelden van signaalwoorden== | ==Voorbeelden van signaalwoorden== | ||
Regel 45: | Regel 45: | ||
* Aangezien de trein een uur vertraging heeft, komen we deze keer met de auto naar je toe. | * Aangezien de trein een uur vertraging heeft, komen we deze keer met de auto naar je toe. | ||
− | Voorbeelden signaalwoorden verklaring: omdat, want, namelijk, daarom, aangezien, immers | + | Voorbeelden van signaalwoorden die een verklaring geven: ''omdat'', ''want'', ''namelijk'', ''daarom'', ''aangezien'', ''immers''. Je hebt ook kleine woordgroepen ("[[vaste verbinding]]en") die dezelfde functie hebben: ''op grond van'', ''om die reden'', etc. |
[[Categorie:Nederlands]] | [[Categorie:Nederlands]] | ||
[[Categorie:Kerndoel01]] | [[Categorie:Kerndoel01]] |
Versie van 20 dec 2016 16:30
Een signaalwoord maakt de structuur in een tekst (de tekststructuur) duidelijk. Als je op signaalwoorden let, weet je dus met wat voor soort tekst je te maken hebt.
Voorbeelden van signaalwoorden
Tekststructuur | Signaalwoorden |
---|---|
opsomming | Ten eerste, ten tweede, ook, daarnaast, tot slot |
middel-doel | door middel van, met behulp van, daarmee, met als doel |
probleem-oplossing | probleem, oplossing, manier, door |
oorzaak-gevolg | daardoor, doordat, zodat, met als gevolg |
overeenkomst-verschil | net als, hetzelfde, maar, anders dan, in plaats van |
chronologisch | eerst, vervolgens, vroeger, nu, in 1865 |
beschrijvend | geen signaalwoorden |
Tijd
Gebeurtenissen kunnen in een volgorde van tijd staan.
Voorbeeld: Eerst ging ik naar de Albert Heijn, vervolgens naar de Jumbo en ten slotte naar de Aldi.
Voorbeelden signaalwoorden tijd: voordat, vroeger, eerst, eerder, nadat, daarna, later, wanneer, intussen, tegelijkertijd, tijdens, etc.
Tegenstelling
Wat hierna genoemd wordt, vormt een tegenstelling met wat ervoor genoemd is.
Voorbeelden:
- Deze tas is klein, maar je kunt er best veel in meenemen.
- Het regent, toch word ik niet nat.
Voorbeelden signaalwoorden tegenstelling: maar, echter, toch, desalniettemin, daarentegen, desondanks, aan de ene kant, enerzijds, anderzijds, hoewel, integendeel, behalve, etc.
Verklaring
Er gaat een reden, toelichting of verklaring genoemd worden.
Voorbeelden:
- We komen deze keer met de auto naar je toe, de trein heeft namelijk een uur vertraging.
- Aangezien de trein een uur vertraging heeft, komen we deze keer met de auto naar je toe.
Voorbeelden van signaalwoorden die een verklaring geven: omdat, want, namelijk, daarom, aangezien, immers. Je hebt ook kleine woordgroepen ("vaste verbindingen") die dezelfde functie hebben: op grond van, om die reden, etc.