Vereenigde Oostindische Compagnie: verschil tussen versies
Regel 12: | Regel 12: | ||
==De schepen== |
==De schepen== |
||
De VOC had verschillende schepen. De bekendste daarvan is het spiegelretourschip. Daar zijn veel replica's van gemaakt, zoals het schip dat in het scheepvaartmuseum van Amsterdam ligt en de Batavia in Lelystad. |
De VOC had verschillende schepen. De bekendste daarvan is het spiegelretourschip. Daar zijn veel replica's van gemaakt, zoals het schip dat in het scheepvaartmuseum van Amsterdam ligt en de Batavia in Lelystad. |
||
− | |||
==De bemanning== |
==De bemanning== |
Versie van 20 jan 2016 23:05
De VOC (afkorting van Vereenigde Oostindische Compagnie) was een Nederlands bedrijf. De VOC was het enige Nederlandse bedrijf dat handel mocht voeren met Azië (Oost-Indië). Ze was de eerste multinational (een bedrijf dat in meerdere landen actief is).
De tegenhanger van de VOC was de WIC, deze voerde handel in Amerika.
De oprichting
De VOC werd opgericht op 20 maart van het jaar 1602. De VOC was een bedrijf dat handelde in specerijen en andere producten die je niet of moeilijk in Europa kon krijgen, zoals sommige stoffen. In Nederland bestonden er voordat de VOC werd opgericht al verschillende compagnieën (compagnie is een moeilijk woord voor een handelsorganisatie), maar die waren meer bezig met te kijken wie onderling de beste was dan met handelen. Dat zag Johan van Oldebarneveldt (een politicus in die tijd) ook. Hij stelde aan de regering voor om een wet te maken waar in stond dat alle compagnieën één grote compagnie moesten worden. Dat vonden de meeste mensen die in de regering zaten ook een goed plan en die wet kwam er dus.
Het bestuur
De VOC had verschillende gebouwen waarvan het Oost-Indisch Huis in Amsterdam de grootste was. De kantoren van de VOC heetten kamers. De kamers van de VOC waren in Amsterdam, Middelburg, Enkhuizen, Delft, Hoorn en Rotterdam. Elk kantoor had een baas die een hoge heer werden genoemd. Met z'n allen werden zij de Heeren Zeeventien genoemd, omdat ze met z'n zeventienen waren. Deze mannen waren vroeger de baas geweest van de andere compagnieën die tot de VOC waren samengevoegd. De Heeren Zeeventien beslisten alles wat er maar te beslissen viel. Ze beslisten hoeveel boten er kwamen, hoeveel personeel er was en nog veel meer dingen. En wie geen lid was van de VOC mocht geen handel drijven met Azië, dat noem je monopolie. De VOC had ook het wereldmonopolie op Japan. De Nederlanders waren de enige buitenlanders die met Japan handel mochten drijven. Dat deden ze vanaf het eilandje Dejima.
De schepen
De VOC had verschillende schepen. De bekendste daarvan is het spiegelretourschip. Daar zijn veel replica's van gemaakt, zoals het schip dat in het scheepvaartmuseum van Amsterdam ligt en de Batavia in Lelystad.
De bemanning
Pabo Op een schip van de VOC werkte meerdere mensen. Er waren drie functies (soorten werk) wat je op een schip kon doen. Je kon werken voor het schip. Dan hielp je mee met het varen van het schip of met het schoonhouden van het schip. Een voorbeeld hiervan is een matroos. Je kon werken als handelaar. Wanneer een VOC schip dan aan kwam op land kon je gaan handelen met de inlanders (de mensen die daar woonde). Op sommige plekken had de VOC een handelspost. Dan ging de handelaar niet mee op het schip, maar bleef hij op het land om handel te drijven. Je kon meegaan als soldaat. Met elke vloot (een aantal schepen die samen ergens naartoe varen) was er ook een schip met soldaten erop. Dit was om de vloot te beschermen. Andere landen konden de VOC aanvallen als ze op reis waren. Het schip met de soldaten beschermde dan de vloot.
Handelen
Pabo De VOC had een monopolie in Azië. Dit betekende dat Azië geen handel mocht drijven met andere landen, en dat de VOC zelf koos hoeveel ze betaalde voor de spullen die ze kochten in Azië. Dit was soms oneerlijk en niet iedereen in Azië wilde dan ook handel drijven met de VOC. Om de inlanders over te halen handel met alleen de VOC te drijven, bood de VOC een handelscontract aan. Hierin stond dan bijvoorbeeld dat als de inlanders hun spullen aan de VOC verkochten de VOC ze zou beschermen voor een ander land. Het gebeurde wel eens dat de inlanders een handelscontract hadden gemaakt met de VOC, maar toch stiekem hun spullen ook aan andere landen verkochten. Als de VOC hier achter kwam strafte ze de inlanders door de plantages (heel veel bomen of planten waar de specerijen die ze verhandelen aan groeiden op één plek) kapot te maken. Dan konden ze niks meer verkopen, en hadden ze zelf ook geen eten meer.