Microscoop
Een microscoop is een instrument dat een vergrote afbeelding maakt van voorwerpen die niet met het blote oog zichtbaar zijn. Microscopen worden onder andere gebruikt voor medisch, biologisch en forensisch onderzoek. Een elektronenmicroscoop wordt gebruikt om atomen te kunnen zien. Dat zijn dus nog kleinere objecten (voorwerpen).
De Nederlander Antoni van Leeuwenhoek was een van de eerste die een instrumentje bouwde (1590-1670) dat later een microscoop werd genoemd. Eigenlijk was zijn apparaatje een soort vergrootglas. De samengestelde microscoop met twee lenzen is waarschijnlijk uitgevonden door Sacharias Jansen of zijn vader Hans; hij zou omstreeks 1595 de eerste microscoop hebben gebouwd. Er is echter weinig bekend over hoe deze instrumenten er uit zagen. Mogelijk was het een soort telescoop, maar dan met een omgekeerde werking. Verbeteringen kwamen van onder anderen Christiaan Huygens en Jan Swammerdam. Toch was die van Van Leeuwenhoek een apparaatje met een vergroting van 275 keer, terwijl de anderen in die tijd niet verder kwamen dan 30 keer.
Bouw van een gewone microscoop
De meeste microscopen hebben 3 tot 5 objectieven (lenzen), die 4 tot 100× vergroten. Ze kunnen worden verwisseld doordat ze aan de zogeheten revolverkop zitten die gedraaid kan worden. De lens bovenaan dicht bij het oog heet het oculair.
Dat wat bekeken wordt ligt op een objectief-glaasje, afgedekt met een afdekglaasje. Er kan een kleurstof zijn toegevoegd om de structuur van het voorwerp (object of preparaat) beter te kunnen zien.
Vroeger werd er een spiegel gebruikt dat daglicht weerkaatste onder het object. Tegenwoordig is dat een elektrische lamp. Het objectglaasje ligt op de zogeheten opjecttafel die met stelknoppen verplaatst kan worden.