Westerse kostuumgeschiedenis

Uit Wikikids
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Under construction icon-red.svg Werk in uitvoering!
Aan dit artikel wordt de komende uren of dagen nog gewerkt.
Belangrijk: Laat dit sjabloon niet langer staan dan nodig is, anders ontmoedig je anderen om het artikel te verbeteren.
De maximale houdbaarheid van dit sjabloon is twee weken na de laatste bewerking aan het artikel.
Kijk in de geschiedenis of je het artikel kunt bewerken zonder een bewerkingsconflict te veroorzaken.
Under construction icon-red.svg
Dit artikel is nog niet af.

Bij de Westerse kostuumgeschiedenis gaat het over de mode van de klassieke oudheid tot heden in de Westerse wereld.

De gewone burgerkleding komt wellicht minder aan bod. Het was dan ook de hogere klasse (adel) die lang de toon zette. In de negentiende eeuw kreeg je de Haute Couture die in feite ook voor de hogere klasse werd ontworpen en gemaakt. De kleding was soms zelf bizar en weinig draagbaar. De burgerkleding is altijd een soort vereenvoudigde versie geweest van wat er aan het hof gedragen werd en verscheen pas na verloop van tijd. Het volgen van trends is eigenlijk iets van de laatste eeuw.

Veel van de oude mode is men te weten gekomen door archeologische opgravingen en later ook schilderijen uit de desbetreffende periode. Je kut op de afbeeldingen klikken voor een vergroting.

Klassieke oudheid en vroege middeleeuwen (3000 v.C. tot 1000 n.C.)

Het oude Egypte (3300 v.Chr. - 332 v.Chr.)

In de Egyptische maatschappij had je een streng klassenstelsel en aan de kleding kon je zien tot welke stand iemand behoorde. Egyptenaren in de oudheid droegen vanwege het warme weer weinig kleding. Vrouwen dragen kokervormige kleden van de oksels tot de enkels. Over de jurken werd soms een soort poncho gedragen, met of zonder mouwen, of alleen maar met twee draagbanden. De mannen zijn gekleed in zogeheten heupschorten (shentis). Bij de hooggeplaatste personen zijn deze in een driehoek geplisseerd. De sieraden zijn van goud en halfedelstenen. Men loopt op blote voeten of op sandalen. Haar wordt als onrein beschouwd en bij mannen afgeschoren; vandaar dat ze pruiken dragen en zelfs aangeplakte baarden hebben.

Hellenistische periode (Griekenland, 323 v.Chr. – 146 v.Chr.)

Bij de oude Grieken staat het lichaam in hoog aanzien; zelfs naakt zijn in het openbaar (zoals bij sporten) is dan normaal. De kleding bestaat voornamelijk uit gewikkelde en gedrapeerde (losjes gedragen) doeken, met als basis een rechthoekige lap stof. De kleding is vaak gekleurd met een design (figuren). Vrouwen en mannen dragen de gedrapeerde chiton. Dit is een kort of lang hemd uit twee stukken stof, vastgezet op de schouders met een speld en gedragen met een gordel (soort riem). Hier overheen is de stof soms wat opgetrokken. De vrouwen dragen ook de wollen peplos. Dit is een rechthoekige lap die zodanig om het lichaam wordt geslagen dat één zijde open blijft en waarvan de bovenzijde wordt omgeslagen en versierd tot bolero (soort kort jakje). De vrouwen dragen een pruik of een kunstig gevormd kapsel, bijvoorbeeld met een chignon (soort knot). Mannen dragen ook gedrapeerde lappen, of een lap werd gewoon omgeslagen en vastgespeld. Mannen hebben lang, en later kort haar. Veel (oudere) mannen hebben een baard. Bijna iedereen uit het oude Griekenland loopt op sandalen.

Romeinse Rijk (753 v.Chr. - 476 n.Chr.)

Bij de Romeinen komen rangen en standen ook weer tot uiting in de kleding. Als basis droeg men een tunica. Dit is een lang mouwloos kledingstuk, gedragen tot op de knieën, gemaakt van linnen of katoen, bijeen met een gordel. De vrouwen dragen daaroverheen een wollen gewaad (de stola). Deze werd bijeengehouden met een speld, een fibula. De rijke vrouwen hebben ingewikkelde kapsels. De vrije Romeinen droegen bij officiële gelegenheden een toga over de tunica heen. Dit is een grote lap stof die op een ingewikkelde manier om het lichaam wordt gedrapeerd. De Romeinse man had kort haar en dat was evenwijdig aan de wenkbrauwen geknipt, zonder baard. De haarverzorging is zeer verfijnd (netjes). Bijna iedereen draagt leren sandalen. In de Romeinse tijd zijn er vele soorten militaire kleding. Veelal bestaat dat uit het leren 'kuras' met metalen schubben. Romeinen – en dan vooral soldaten – dragen caligae als schoeisel. Ook waren ze bekend met de techniek van het quilten. Na contacten met ‘barbaarse’ volken uit het koudere noorden werden er later door soldaten ook broeken gedragen.

De vrouw draagt bij haar huwelijk een lange, witte jurk. Op die jurk draagt ze een wollen gordel om haar middel, geknoopt met de zogeheten Herculesknoop. Dit werd toen gezien als een teken van vruchtbaarheid. Ze draagt ook een oranje sluier, maar haar gezicht blijft zichtbaar. Op haar hoofd draagt ze een krans van zelf geplukte bloemen. In haar haren draagt ze zes vlechten met wollen linten, de scheiding van de vlechten wordt gemaakt door een speerpunt gedoopt in bloed van een stervende gladiator. Over de huwelijkskleren van de man is slechts weinig bekend. Onderzoekers weten alleen dat hij ook bloemenkransen droeg, soms zelfs meerdere.

Byzantijnse en Europese volkeren (vroege middeleeuwen 300 - 1000 na Chr.)

De Byzantijnen van het Oost-Romeinse rijk droegen kleren die lijken op die van de Romeinen, maar ze zijn veel stijver en met minder vorm door de vele versieringen. Het West-Romeinse rijk valt in 476 o.a. door de inval van de noordelijke ‘barbaarse’ stammen. Bij de Merovingers (481 – 752) dragen de mannen een knielange tunica en broeken (braies), en de vrouwen een lange tunica (stola) met een langwerpige sjaal (palla). Iedereen heeft lang haar. Hierna komen de Karolingen aan de macht (768 – 950) en ontstaat het feodalisme, met boeren, edelen (ridders) en de kerk en kloosters (monniken, priesters). De man draagt een lang broek, een Boerenkiel met mouwen, en een mantel. Hun haar is kort. Vrouwen dragen een knielange tunica (cotte), met daaroverheen een lange overtunnica (surcot) met gordel. Jonge vrouwen hebben los haar; naarmate het christendom meer doordringt dragen de vrouwen het haar gedekter, at wil zeggen dat ze een hoofddoek of iets dergelijks dragen. In Gallië (Frankrijk) en Germanië (Duitsland en Nederland) bestaat kleding uit dierenhuiden, linnen of wol. De man draagt een broek, kiel (hemd) tot de heupen, een mantel en leren schoenen. De vrouwenkleding bestaat uit een rok, jakje, mantel en schoenen. Het haar is lang en wordt los of in een knot gedragen. De sieraden van brons en koper zijn vaak spiraalvormig en doen Keltisch aan. In de 9e en de 10e eeuw vallen Vikingen (Noormannen op zee) Europa binnen. De Vikingman draagt een strakke wollen broek, een linnen blouse met lange mouwen, daarover een wollen shirt of vest, leren schoenen, en een helm (zonder hoorns!). Vikingvrouwen dragen een lange linnen jurk met daarover een schort, en lang haar onder een hoofddoek. Er worden veel sieraden gedragen.

Afkomstig van Wikikids , de interactieve Nederlandstalige Internet-encyclopedie voor en door kinderen. "https://wikikids.nl/index.php?title=Westerse_kostuumgeschiedenis&oldid=887764"