Oorzaak en gevolg
Als er iets gebeurt omdat daarvoor iets anders plaatsvindt, noem je dat oorzaak en gevolg. Er vindt een actie plaats (oorzaak), iemand doet iets en dat heeft een gevolg ... er gebeurt iets (een reactie).
Om de oorzaak en gevolg in een zin duidelijk te maken kun je woorden gebruiken als: daardoor, doordat, hoe komt het dat. Zo kun je een reeks van oorzaken en gevolgen hebben (zie afbeelding). Dat kun je vergelijken met een kettingreactie of een domino-effect. De eerste dominosteen geef je een duwtje (oorzaak), met als gevolg dat deze omvalt en weer oorzaak wordt en het volgende dominosteentje aantikt (gevolg) enzovoorts.
Soms verzinnen mensen een smoes met daarin verschillende oorzaken, als ze bijvoorbeeld te laat op school waren (gevolg):
"Mijn wekker was stuk en de brug stond open, mijn band was lek dus ik moest gaan lopen"
Voorbeelden van oorzaak en gevolg
- als je op onze aarde een stuk boven de grond een appel loslaat, dan valt die naar beneden.
In dit voorbeeld is de oorzaak het loslaten van de appel. Het gevolg is het vallen. Dat de appel valt, als je hem loslaat, komt weer door de zwaartekracht die we op aarde hebben. Die trekt voorwerpen naar beneden.
- als je water in een pan op het vuur zet, dan gaat het water koken.
In dit voorbeeld is de oorzaak het vuur. En het gevolg is het kokende water. Vuur kan het water verhitten. Als daardoor het water warmer wordt dan honderd graden Celsius dan bereikt water het kookpunt. Dat is dan weer het gevolg van lang verhit worden.
Kip en ei probleem
Als niet duidelijk is wat nu precies de oorzaak is en wat nu precies het gevolg, dan noem je dat het kip en ei probleem. Het betekent dat je niet weet wat er eerst was en wat daarna kwam. Even op een rijtje:
- Een kip legt een ei en broedt deze uit
- In het ei groei een kuiken en dat kan een kip worden
- Die kip kan weer een ei leggen enzovoorts.
Het is bijvoorbeeld niet duidelijk wat er in het verre verleden nou eerder was: de kip of het ei. Zoiets kun je ook een cirkelredenering noemen.
Signaalwoorden van oorzaak en gevolg
Signaalwoorden geven een verband aan tussen verschillende alinea’s of zinnen. Ze zijn belangrijk omdat ze aangeven hoe de tekst is opgebouwd. Zo kan jij beter begrijpen wat er wordt bedoeld met de tekst. De signaalwoorden voor oorzaak en gevolg geven aan in de tekst wat er is gebeurd, de oorzaak, en wat er daarna gebeurde, het vervolg. De oorzaak en het gevolg kunnen in een zin benoemd worden, maar dat hoeft niet.
Voorbeeld 1:
Ik heb geen trek meer (gevolg), want ik heb net gegeten (oorzaak).
Hier zie je eerst het gevolg en daarna het signaalwoord want waardoor je weet dat er een oorzaak moet zijn.
Dan hoef je alleen nog de oorzaak te vinden. Nu kun je zien dat de oorzaak en het gevolg in dezelfde zin staan.
Voorbeeld 2:
Omdat het buiten regende (oorzaak), is tijdens het fietsen in de regen mijn broek nat geworden (gevolg).
Hier zien we eerst de oorzaak en daarna het gevolg. Het signaalwoord is omdat en dat verklaart waarom de broek nat is geworden. Omdat het regende buiten.
Voorbeeld 3:
Ik ben niet op tijd op school vanochtend (gevolg). Dat komt door de lekke band van mijn fiets (oorzaak).
Ook hier zien we eerst het gevolg en daarna pas de oorzaak. De signaalwoorden dat komt door laten zien dat deze twee zinnen met elkaar zijn verbonden.
Voorbeelden van signaalwoorden van oorzaak en gevolg:
· want
· doordat
· daardoor
· waardoor
· dat komt door
· dat heeft alles te maken met
· door (dit alles)
· op grond van
· ten gevolge van
· als gevolg van
Bij een ruzie of een ongeluk is het soms lastig om te achterhalen wat nou de oorzaak was en hoe de ruzie of het ongeluk kon ontstaan. Iemand die dat moet uitzoeken (een ouder, een juf of meester, een politie, een rechter en dergelijke) moet er achter zien te komen wat nu de factoren (oorzaken) waren van de ruzie of het ongeluk. Ging iets met opzet (expres), of ging het per ongeluk (toevallig). Soms heb je dan getuigen nodig die kunnen vertellen wat zij hebben gezien of gehoord. Soms kunnen beveiligingscamera's daar bij helpen.
Wordt het duidelijk of iemand iets fout heeft gedaan (de dader) dan heeft dat consequenties (een moeilijk woord voor gevolgen): die persoon kan dan een straf krijgen.
En degene die bijvoorbeeld gewond is geraakt (gevolg) is dan het slachtoffer.