COVID-19-pandemie
Zie ook: SARS-CoV-2De COVID-19-pandemie, ook wel de coronapandemie genoemd, is de wereldwijde verspreiding van de besmettelijke ziekte COVID-19. COVID-19 wordt veroorzaakt door het SARS-CoV-2-virus dat voor het eerst opgemerkt is in Wuhan, de hoofdstad van de Chinese provincie Hubei. Uit onderzoek is gebleken dat de kans groot is dat het SARS-CoV-2-virus – het virus dat COVID-19 verspreidt – opgedoken is op een illegale markt in Wuhan, waar veel verschillende wilde dieren bij elkaar zijn en verkocht worden (denk aan vleermuizen, marmotten, slangen en herten). Daarnaast wordt er ook rauw vlees verkocht, zoals het orgaanvlees van konijnen en andere wilde dieren. Het vermoeden is dat het virus afkomstig is van vleermuizen, omdat er een genetische overeenkomst van 96% getoond werd met de Rhinolophus affinis, een soort hoefijzerneus. Omdat nog steeds veel onduidelijk is, wordt er nog steeds onderzoek gedaan. De Wereldgezondheidsorganisatie verklaarde in januari 2020 dat er sprake was van een epidemie, maar toen het virus zich in een razendsnel verspreidde over de hele wereld, was er er in februari van dat jaar al sprake van een pandemie. Het eerste geval van overdracht van de ziekte (buiten China) was in Vietnam, waar een vader zijn zoon besmette. Niet veel later doken ook de eerste besmettingen in Italië en Duitsland op. Op 9 januari 2020 overleed voor het eerst iemand in China aan het virus. Een maand later, op 2 februari 2020, viel voor het eerst buiten China een dode.
In Nederland werd er voor het eerst iemand op 27 februari 2020 besmet in Tilburg. De 56-jarige man kwam terug van vakantie in Italië, waar op dat moment het SARS-CoV-2-virus al de rondte deed. De eerste dode viel in Nederland op 6 maart 2020 toen er een 86-jarige patiënt overleed in Rotterdam.
Ziekteoverdracht
Zie COVID-19 voor het hoofdartikel over dit onderwerpBesmetting en symptomen
Sommige mensen merken het als ze besmet zijn met COVID-19, omdat ze dan koorts krijgen, moeten hoesten en last hebben van kortademigheid. Daarnaast zijn er ook gevallen waarbij mensen last krijgen van buikpijn, diarree, niet meer goed kunnen ruiken en/of proeven en erg vermoeid raken. Deze mensen worden symptomatisch genoemd, omdat er bij hen 'symptomen' (tekenen) voorkomen die aanduiden dat ze besmet zijn. Andere mensen hebben juist geen symptomen: deze mensen worden asymptomatisch genoemd. De incubatietijd (de tijd tussen besmetting en eerste symptomen) is tussen de 2 en 14 dagen. De ziekte wordt vooral overgedragen op het moment dat mensen in de buurt van anderen zijn en moeten uitademen, hoesten of niezen. Ook als mensen te dicht bij elkaar praten, kunnen mensen besmet raken, maar dat neemt niet weg dat ook asymptomatische mensen de ziekte kunnen verspreiden.